Join our all-new Duome Forum to help us rebuild what was lost with Duolingo Forum closing and more...
Streak Hall of Fame
1

Ingrid.Ingrid.

Ingrid

35772 XP
201
0+124
177.

Learning English from Dutch

Level 25 · 35006 XP
5006 XP beyond level 25

Tree: L1
04916102112
45.6% complete · 169 sessions to L2 Tree

Crowns: 196/540
36% complete · 344 crowns to go

Skills: 90
You finished every skill

Lessons: 331
You finished every lesson

Lexemes: 2175
You have seen every word available

Strength: 57%
0335070

Created: 2022-03-13
Last Streak: 1 · lost 104 days ago
Last Goal: 2022-12-16
Daily Goal: 50 XP
Timezone: UTC+1

Last update: 2023-03-10 10:54:03 GMT+3


906390799

XP per Skill (2 weeks)raw

Intro
 
Hallo!
 
Op Reis
 
Menu
 
Ontmoeting
 
Familie 1
 
Werk
 
Winkel
 
Mijn Dag
 
Leuk!
 
Mr. & Mrs.
 
Familie 2
 
Studeren
 
Basis
 
Eten
 
Dieren
 
Meervoud
 
Bezittelijke Voornaamwoorden
 
Objectieve voornaamwoorden
 
Kleding
 
Werkwoorden: t.t.
 
Werkwoorden: t.t. 2
 
Vragen
 
Voegwoorden
 
Voorzetsels
 
Meervoud?
 
Tijd
 
Familie 3
 
Beroepen
 
Bijvoegelijke Naamwoorden 1
 
Werkwoorden: t.t. 3
 
Thuis
 
Bijwoorden
 
Kalender
 
Plaatsen 1
 
Voorwerpen
 
Bijv. nw. 2
 
Bijwoorden 2
 
Mensen
 
Voorwerpen 2
 
Plaatsen 2
 
Reizen
 
Deze!
 
Cijfers
 
Werkwoorden: t.t. 4
 
Onderwijs
 
Werkwoorden: Verleden Tijd 1
 
Werkwoorden: Infinitief 1
 
Werkwoorden: Verleden tijd 2
 
Reizen 2
 
Getallen
 
Infinitief 2
 
Werkwoorden: Verleden tijd 3
 
Natuur 1
 
Abstracte Voorwerpen 1
 
Vergelijkingen 1
 
Werkwoorden: v.t.t. 1
 
Werkwoorden: Tegenwoordige tijd 5
 
Vergelijkingen 2
 
Werkwoorden: Infinitief 3
 
Voltooide tegenwoordige tijd 2
 
Betrekkelijke voornaamwoorden
 
Werkwoorden: Voltooid verleden tijd
 
Lichaam
 
Infinitief 4
 
Abstracte Voorwerpen 2
 
Zelf
 
Natuur 2
 
Werkwoorden: Gerundium
 
Sport
 
Kunst
 
Communicatie
 
Gerund 2
 
Medisch
 
Toekomst 1
 
Toekomende tijd 2
 
Politiek 1
 
Going to 1
 
Wetenschap 1
 
Going to 2
 
Politiek 2
 
Abstracte Objecten 3
 
Werkwoorden: Voltooid Toek. Tijd
 
Wetenschap 2
 
Zaken
 
Werkwoorden: Modaal
 
Abstracte Objecten 4
 
Gebeurtenissen
 
Werkwoorden: v.v.t.t.
 
Attributen
 



6

Intro
6

Hallo!
6

Op Reis
6

Menu
6

Ontmoeting
6

Familie 1
6

Werk
6

Winkel
6

Mijn Dag
6

Leuk!
6

Mr. & Mrs.
6

Familie 2
5

Studeren
4

Basis
3

Eten
4

Dieren
3

Meervoud
2

Bezittelijke Voornaamwoorden
3

Objectieve voornaamwoorden
2

Kleding
2

Werkwoorden: t.t.
2

Werkwoorden: t.t. 2
2

Vragen
3

Voegwoorden
2

Voorzetsels
2

Meervoud?
2

Tijd
2

Familie 3
2

Beroepen
1

Bijvoegelijke Naamwoorden 1
1

Werkwoorden: t.t. 3
2

Thuis
1

Bijwoorden
1

Kalender
1

Plaatsen 1
1

Voorwerpen
1

Bijv. nw. 2
1

Bijwoorden 2
1

Mensen
1

Voorwerpen 2
1

Plaatsen 2
1

Reizen
1

Deze!
1

Cijfers
1

Werkwoorden: t.t. 4
1

Onderwijs
1

Werkwoorden: Verleden Tijd 1
1

Werkwoorden: Infinitief 1
1

Werkwoorden: Verleden tijd 2
1

Reizen 2
1

Getallen
1

Infinitief 2
1

Werkwoorden: Verleden tijd 3
1

Natuur 1
1

Abstracte Voorwerpen 1
1

Vergelijkingen 1
1

Werkwoorden: v.t.t. 1
1

Werkwoorden: Tegenwoordige tijd 5
1

Vergelijkingen 2
1

Werkwoorden: Infinitief 3
1

Voltooide tegenwoordige tijd 2
1

Betrekkelijke voornaamwoorden
3

Werkwoorden: Voltooid verleden tijd
3

Lichaam
2

Infinitief 4
2

Abstracte Voorwerpen 2
3

Zelf
3

Natuur 2
1

Werkwoorden: Gerundium
1

Sport
1

Kunst
1

Communicatie
1

Gerund 2
2

Medisch
1

Toekomst 1
1

Toekomende tijd 2
1

Politiek 1
1

Going to 1
1

Wetenschap 1
1

Going to 2
1

Politiek 2
1

Abstracte Objecten 3
1

Werkwoorden: Voltooid Toek. Tijd
1

Wetenschap 2
2

Zaken
2

Werkwoorden: Modaal
1

Abstracte Objecten 4
1

Gebeurtenissen
3

Werkwoorden: v.v.t.t.
3

Attributen

Skills by StrengthCrownsDateNameOriginal Order

  • 164900162003.04.2022 •••   6.186Intro262 @ 75% // 0.738 // 0.646 1218/18
    and · coffee · hat · hello · names · neat · please · tea · water · yes
    10 words

    Welkom bij de cursus Engels!

    Engels is een taal in de (West-)Germaanse familie, die op bepaalde punten erg op het Nederlands lijkt! Je zult dan ook waarschijnlijk een aantal woorden tegenkomen die je misschien al wel kent!

    Tips voor beginners

    Met deze tips zullen we je een handje helpen terwijl je onze cursus volgt. De inhoud is zo ontworpen dat je de Engelse taal kan ontdekken zonder te veel te focussen op pure grammatica. Als je eventjes de kluts kwijt bent, kan je altijd deze tips bekijken als extra uitleg.

    Spelen gaat voor! Oefening baart kunst, en dat geldt zeker ook bij het leren van talen.

    Als je vragen hebt over een specifieke zin, kan je deze stellen in de zinsdiscussies. Het kan zijn dat je vraagt al eerder beantwoord is, of je kan een nieuwe vraag stellen.

    De "bubbels" die je ziet op de hoofdpagina zijn vaardigheden (skills in het Engels), de hele cursus wordt een boom (tree in het Engels) genoemd. Elke vaardigheid wordt onderverdeeld in enkele lessen.

    Het allerbelangrijkste is dat je je vermaakt en plezier hebt! Met deze cursus kan je de Engelse taal op een speelvolle manier ontdekken. Maak je dus niet te druk om een moeilijk woordje, bij veel oefening zal alles op zijn plaats vallen.

    Wat je in deze skill leert

    Na het afwerken van deze skill weet je:

    • Dat Engels op het Nederlands lijkt

    • Hoe je iemand kunt begroeten

    • Hoe je iemand kunt bedanken

  • 164945045908.04.2022 •••   6.246Hallo!270 @ 75% // 0.730 // 0.649 2124/24
    I · am · by · date · from · good morning · hi · my name is · welcome · what's your name
    10 words
  • 164945059708.04.2022 •••   6.246Op Reis273 @ 75% // 0.727 // 0.647 2224/24
    I · a · hotel · need · passport · taxi · the · train · wait · where is
    10 words
  • 164945087408.04.2022 •••   6.246Menu277 @ 75% // 0.723 // 0.642 3124/24
    large · menu · one · rice · salad · sat · small · soup · two · you
    10 words
  • 164947436309.04.2022 •••   6.246Ontmoeting278 @ 75% // 0.722 // 0.645 3224/24
    Dutch · French · cut · english · much · my · speak · this is · understand · your
    10 words
  • 164987761813.04.2022 •••   6.246Familie 1274 @ 75% // 0.726 // 0.656 4124/24
    brother · funny · has · he · mother · she · sister · sisters · tall · them
    10 words
  • 164987866913.04.2022 •••   6.246Werk288 @ 75% // 0.712 // 0.648 4224/24
    an · artists · doctor · jam · jobs · office · schools · stuff · teacher · work
    10 words
  • 165039963819.04.2022 •••   6.246Winkel271 @ 75% // 0.729 // 0.652 5124/24
    blue · closed · expensive · green · hat · new · note · open · store · this
    10 words
  • 165168359504.05.2022 •••   6.246Mijn Dag295 @ 75% // 0.705 // 0.633 6124/24
    bread · drink · eat · every day · head · in the morning · our · roommate · running · we
    10 words
  • 165299004519.05.2022 •••   6.246Leuk!276 @ 75% // 0.724 // 0.679 6224/24
    book · do you like · food · like · look · love · movie · music · piece · really
    10 words
  • 165562924819.06.2022 •••   6.306Mr. & Mrs.284 @ 75% // 0.716 // 0.654 7130/30
    food · good afternoon · good evening · hop · last name · mr · mrs · thank you · tour · young
    10 words
  • 165864664424.07.2022 •••   6.306Familie 2304 @ 75% // 0.696 // 0.663 8130/30
    boy · child · girl · have · husband · i do not · old · ride · wife · young
    10 words
  • 165869079624.07.2022 •••   5.035Studeren300 @ 75% // 0.700 // 0.700 823/4•••
    difficult · face · meat · mule · now · professors · student · teach · this · your
    10 words
  • 164958088510.04.2022 ••• Test out   4.004Basis339 @ 75% // 0.661 910/3
    apple · children · drinks · eats · fine · it · men · newspaper · reads · women
    10 words
    Lidwoorden

    Het Engels heeft twee lidwoorden, the en a(n).

    A(n) is het onbepaald lidwoord, de Engelse versie van ‘een’. Om te bepalen of je a of an gebruikt, luister je naar de klank van de eerste letter van het volgende woord. Klinkt de eerste letter als een medeklinker, dan gebruik je a, en als je een klinker hoort, gebruik je an. Dat klinkt een beetje verwarrend, dus laten we naar een paar voorbeelden kijken:


    • a boy - een jongen



    • a house - een huis



    • a university - een universiteit



    • an apple - een appel



    • an hour - een uur



    Je ziet dat de eerste twee woorden met een medeklinker beginnen en als je ze uitspreekt – klik op het woord om naar de uitspraak te luisteren – klinkt de eerste klank ook als een medeklinker. Het derde woord university begint met een klinker, als je het uitspreekt, klinkt het echter alsof het met een ‘J’ begint. Daarom schrijf je toch a en niet an. Het vierde woord, apple, begint met een klinker, en zo klinkt het ook. Als je het laatste woord uitspreekt, klinkt het echter een beetje als ‘auwer’, wat met een klinker begint, dus daarom gebruik je hier ook an.

    The is de Engelse versie van ‘de’ en ‘het’. Iets makkelijker dan het Nederlands dus, want je hoeft niet te weten of een woord mannelijk/vrouwelijk of onzijdig is.


    Persoonlijke Voornaamwoorden Enkelvoud

    De Engelse persoonlijke voornaamwoorden in het enkelvoud zijn:

    Nederlands Engels
    Ik I
    Jij/U You
    Hij/Zij//Het He/She/It

    Het Engels maakt geen onderscheid tussen ‘u’ en ‘jij’.


    Werkwoordsvervoeging Enkelvoud

    De werkwoordsvervoeging van regelmatige werkwoorden is in het Engels gelukkig niet heel moeilijk. Als je de infinitief van het werkwoord kent, kom je al een heel eind. In het enkelvoud gebeurt er voor de eerste en tweede persoon helemaal niks, je gebruikt gewoon de infinitief – de vorm van het werkwoord die je in het woordenboek vindt. En voor de derde persoon enkelvoud voeg je gewoon een ’s’ aan de infinitief toe.

    Persoonlijk Voornaamwoord Vervoeging Voorbeeld
    I [infinitief] I drink - Ik drink
    You [infinitief] You drink - Jij drinkt
    He/She/It [infinitief]+s He/She/It drinks - Hij/Zij/Het drinkt

    Zijn

    Het werkwoord ‘zijn’ – to be in het Engels – is, net als in het Nederlands, onregelmatig. We beginnen hier met de enkelvoudsvormen:

    Persoonlijk Voornaamwoord to be Voorbeeld
    I am I am a boy - Ik ben een jongen
    You are You are a girl - Jij bent een meisje
    He/She/It is He/She/It is Dutch - Hij/Zij/Het is Nederlands

    Veel succes met je eerste les!

  • 165731195708.07.2022 ••• Test out   3.033Eten363 @ 75% // 0.637 1013/4•••
    breakfast · cheese · chicken · egg · fish · fruit · lunch · orange · plate · wine
    10 words
  • 165822093319.07.2022 ••• Test out   4.004Dieren291 @ 75% // 0.709 1020/2
    animal · bear · bird · crab · duck · elephant · horse · mouse · spider · turtle
    10 words
  • 166279823910.09.2022 ••• Test out   3.003Meervoud413 @ 75% // 0.587 1120/2
    animals · apples · birds · ducks · elephants · horses · newspapers · plates · sandwiches · turtles
    10 words
  • 164987946013.04.2022 ••• Test out   2.012Bezittelijke Voornaamwoorden369 @ 75% // 0.631 // 0.631 1211/2
    ' · 's · her · his · its · mine · my · our · ours · their · your · yours
    12 words
    Bezittelijk Voornaamwoord

    Het Engels heeft de volgende bezittelijke voornaamwoorden:

    Nederlands Engels
    mijn my
    je/jouw/uw your
    zijn/haar his/her/its
    ons/onze our
    jullie your
    hun their

    Je ziet dat de tweede persoon enkelvoud en meervoud weer dezelfde vorm hebben in het Engels. Let dus op bij oefeningen waar je alle goede antwoorden moet selecteren!


    Zelfstandig Bezittelijk Voornaamwoord

    Het Engels heeft, net als het Nederlands, ook zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden:

    Nederlands Engels
    de/het mijne mine
    de/het jouwe/uwe yours
    de/het zijne/hare his/hers/its*
    de/het onze ours
    - yours*
    de/het hunne theirs

    * Let op! In tegenstelling tot het Nederlands heeft het Engels wel een zelfstandig bezittelijk voornaamwoord voor de derde persoon enkelvoud onzijdig en de tweede persoon meervoud. Als je die vormen vertaalt, gebruik je dus de van-constructie: Is that coat yours? – Is die jas van jullie?

    Veel plezier met deze les!

  • 164997122715.04.2022 ••• Test out   3.003Objectieve voornaamwoorden312 @ 75% // 0.688 1230/1
    her · him · it · me · them · us · you
    7 words
    Persoonlijke Voornaamwoorden

    In Basis 1 en Basis 2 hebben we de persoonlijke voornaamwoorden ook al besproken, maar in die les hebben we alleen naar de subjectvormen gekeken. Een persoonlijk voornaamwoord kan ook als object gebruikt worden:

    • Subject: Hij kust de kat.
    • Object: De kat kust hem

    Zoals je ziet staat het object in de zin niet alleen op een andere plek, maar de vorm verandert ook. Net als in het Engels:

    • Subject: He kisses the cat.
    • Object: The cat kisses him.
    Nederlands Engels
    mij me
    je/jou/u you
    hem/haar/het him/her/it
    ons us
    jullie you
    hun/hen/ze them

    Ook hier zijn de tweede persoon enkelvoud en meervoud weer hetzelfde. Sterker nog, ze zijn precies hetzelfde als de subjectvormen. Pas dus goed op als je van het Engels naar het Nederlands vertaalt!

    Veel succes!

  • 164997102115.04.2022 ••• Test out   2.012Kleding398 @ 75% // 0.602 1311/2
    coats · colors · gray · orange · pink · skirt · suits · wear · wears · yellow
    10 words
  • 165479475009.06.2022 ••• Test out   2.022Werkwoorden: t.t.402 @ 75% // 0.598 1322/4••
    cooks · design · find · go · goes · hear · hears · know · like · likes · listen · listens · loves · make · pays · play · plays · rains · run · runs · says · sees · sleep · sleeps · support · swim · swims · take · tell · use · walk · walks · want · wants · work · writes
    36 words

    In Basis 1 en Basis 2 hebben we al eerder naar de werkwoordsvervoeging van de present tense gekeken. Omdat we in deze les veel nieuwe werkwoorden zullen zien, herhalen we nog eens de Engelse (regelmatige) werkwoordsvervoeging:

    Persoonlijk Voornaamwoord Vervoeging Voorbeeld
    I [infinitief] I drink - Ik drink
    You [infinitief] You drink - Jij drinkt
    He/She/It [infinitief]+s He/She/It drinks - Hij/Zij/Het drinkt
    We [infinitief] We drink - Wij drinken
    You [infinitief] You drink - Jullie drinken
    They [infinitief] They drink - Zij drinken

    We hebben al eerder besproken dat de infinitief die vorm van het werkwoord is die je in een woordenboek vindt. En dat je in de tegenwoordige tijd eigenlijk bijna altijd de infinitief gebruikt; behalve in de derde persoon enkelvoud, dan plaats je er een -s achter.

    Er worden twee werkwoorden in deze les gebruikt, die niet helemaal regelmatig zijn: to go en to touch. Bij to go zul je zien dat de derde persoon enkelvoud niet alleen een 's' krijgt, maar ook nog een 'e'; je zet er dus -es achter: Hij gaat – He goes. To touch krijgt ook -es, maar die vorm wordt in deze les niet gebruikt: Hij raakt de kat aan – He touches the cat.

    Succes met de present tense!

  • 166352127218.09.2022 ••• Test out   2.002Werkwoorden: t.t. 2385 @ 75% // 0.615 1410/3
    find · hear · hears · listen · listens · makes · say · show · take · takes
    10 words
  • 166214659102.09.2022 ••• Test out   2.012Vragen365 @ 75% // 0.635 1421/2
    answer · do · does · have · how · what · what · when · where · which · which · who · whose · whose · why
    15 words
    Vragen

    Het Engels heeft net als het Nederlands ook vraagwoorden. En deze les draait vooral om de verschillende vraagwoorden en hoe je deze kunt gebruiken. Het gebruik van de vraagwoorden verschilt eigenlijk nauwelijks van het Nederlands. Hoewel je bijvoorbeeld wel zult zien dat de letterlijk vertaling van whose, ‘wiens’ of ‘wier’ is. Woorden die wij in het Nederlands niet (meer) zo vaak gebruiken. Whose cat is that vertalen de meeste mensen niet als ‘Wier kat is dat?’; dat klinkt nogal deftig. Het is veel gewoonlijker om het als ‘Van wie is die kat?’ te vertalen. Maar afgezien daarvan, zijn de Engelse vraagwoorden heel vergelijkbaar met de Nederlandse.

    In het Nederlands maak je een vraag meestal door het onderwerp en de persoonsvorm in de zin om te draaien. ‘Jij bent een man’ – ‘Ben jij een man?’. Dit omdraaien heet ook wel inversie, inversion in het Engels. En inversie wordt in het Engels ook toegepast: You are a manAre you a man?

    Maar je moet in het Engels ook vaak gebruik maken van het werkwoord to do om een vraag te maken. Je zult dit ook in deze les zien. In het Nederlands zeg je: ‘Jij hebt brood’ – ‘Heb jij brood?’. In het Engels gebruik je hier ‘to do’: You have bread – Do you have bread?.

    Dus wanneer gebruik je nou gewoon inversie en wanneer gebruik je nou to do? Dat is gelukkig makkelijk uit te leggen. Als de persoonsvorm een hulpwerkwoord (auxiliary verb) of een vorm van to be is, dan gebruik je gewoon inversie. In alle andere gevallen – als de persoonsvorm dus een hoofdwerkwoord (lexical verb) is – gebruik je to do.

    • De persoonsvorm can is een hulpwerkwoord: You can walkCan you walk? – Je kunt lopen – Kun je lopen?

    • De persoonsvorm is is een vorm van to be: He is sickIs he sick? – Hij is ziek – Is hij ziek?

    • De persoonsvorm is een hoofdwerkwoord: He walksDoes he walk? – Hij loopt – Loopt hij?


    Je kunt in het Nederlands ook een vraagwoord in deze constructies gebruiken, bijvoorbeeld: ‘Heb jij brood?’ – ‘Welk brood heb jij?’. Dit gebeurt in het Engels ook: Do you have bread?What bread do you have? En dit zijn de soort zinnen die je vooral in deze les zult zien. Probeer de bovenstaande regels echter ook te leren en kijk of je in de komende lessen al wat vraagzinnen kunt herkennen.

    Veel succes!

  • 166205890001.09.2022 ••• Test out   3.003Voegwoorden394 @ 75% // 0.606 1510/1
    because · but · if · or · that · when · whenever · while
    8 words
  • 164945220009.04.2022 ••• Test out   2.022Voorzetsels427 @ 75% // 0.573 // 0.573 1612/4••
    about · after · against · among · as · at · behind · between · by · during · except · for · from · in · like · near · of · off · on · out · over · to · towards · under · with · without
    26 words
  • 166551708511.10.2022 ••• Test out   2.002Meervoud?525 @ 50% // 0.475 1620/2
    congratulations · glasses · headphones · jeans · pajamas · pants · scissors · shorts · stairs · sunglasses
    10 words
  • 164945268909.04.2022 ••• Test out   2.012Tijd494 @ 75% // 0.506 1711/5
    afternoons · monday · night · thursday · time · today · tomorrow · tonight · tuesdays · wednesdays
    10 words
  • 166568765513.10.2022 ••• Test out   2.002Familie 3447 @ 75% // 0.553 1730/2
    aunt · births · dad · family · grandfathers · grandmothers · marriages · parent · sibling · uncle
    10 words
  • 165881808526.07.2022 ••• Test out   2.002Beroepen566 @ 50% // 0.434 // 0.434 1820/4
    author · bosses · careers · cooks · director · models · police · secretaries · staff · works
    10 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   1.031Bijvoegelijke Naamwoorden 1469 @ 75% // 0.531 1913/5•••
    afraid · alive · available · beautiful · bilingual · clean · convenient · cultural · different · dirty · efficient · excellent · expensive · familiar · famous · final · frequent · future · general · historical · human · important · impossible · independent · interesting · left · legal · little · living · local · main · military · minimum · modern · necessary · negative · next · normal · official · open · opposite · own · perfect · personal · popular · positive · possible · private · professional · real · recent · religious · responsible · sad · same · serious · special · tired · traditional · whole · wooden · wrong
    62 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   1.011Werkwoorden: t.t. 3511 @ 50% // 0.489 // 0.489 1931/6
    adds · agree · allows · announce · appears · arrive · asks · assumes · begins · believes · call · calls · change · come · contains · continues · counts · creates · cuts · deliver · delivers · demands · dry · explains · feels · fill · finds · fits · fly · follows · gets · gives · helps · import · introduce · knows · leaves · lives · look · looks · mix · offers · open · opens · presents · produces · put · puts · receives · reserve · reserves · respect · return · save · serves · sets · sign · signs · sing · spend · supports · talks · tells · think · thinks · tries · uses · visits · watches · wins · wishes
    71 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   2.002Thuis475 @ 75% // 0.525 2010/2
    addresses · bathrooms · bedroom · building · garden · homes · house · kitchens · rooms · yard
    10 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   1.011Bijwoorden463 @ 75% // 0.537 2021/4
    again · almost · already · also · always · anywhere · approximately · as · away · clearly · completely · currently · definitely · easily · else · enough · especially · even · ever · exactly · far · finally · generally · here · however · just · late · later · least · more · much · necessarily · neither · never · nor · normally · now · once · only · perfectly · possibly · pretty · really · slowly · so · sometimes · soon · still · then · there · together · too · twice · usually · very · well · yet
    57 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   1.011Kalender562 @ 50% // 0.438 // 0.438 2031/3
    december · fall · february · january · march · month · novembers · seasons · spring · winters
    10 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   1.021Plaatsen 1497 @ 75% // 0.503 2112/4••
    along · beaches · castles · church · city · countries · into · place · properties · street
    10 words
  • 164725985014.03.2022 ••• Test out   1.011Voorwerpen530 @ 50% // 0.470 2121/5
    beds · bottle · bowls · chair · computers · magazines · radios · scissors · spoons · televisions · through · tv · window
    13 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Bijv. nw. 2600 @ 50% // 0.400 // 0.400 2210/4
    beautiful · excellent · historical · minimum · modern · normal · religious · serious · traditional · wrong
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Bijwoorden 2601 @ 50% // 0.399 2220/4
    almost · enough · especially · far · generally · late · later · sometimes · soon · usually
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Mensen595 @ 50% // 0.405 2310/3
    baby · boyfriends · committees · conference · cultures · enemy · girlfriends · human · persons · public
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Voorwerpen 2579 @ 50% // 0.421 // 0.421 2320/5
    bell · cabinet · cup · glasses · letter · objects · pans · pool · roof · things
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Plaatsen 2613 @ 50% // 0.387 2330/3
    avenue · borders · cinema · corners · neighborhoods · palaces · prison · routes · towers · town
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.011Reizen586 @ 50% // 0.414 2411/4
    airplanes · bicycle · boats · chinese · drive · italian · motorcycles · suitcases · travel · travels
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.011Deze!498 @ 75% // 0.502 2421/4
    all · all · another · any · anybody · anything · both · each · every · everybody · everyone · everything · few · no · nobody · none · nothing · one · other · someone · something · such · that · that · these · these · this · this · those · those
    30 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Cijfers557 @ 50% // 0.443 2430/4
    amount · average · eight · eighteen · eighty · eleven · enough · fifteen · fifty · first · five · forty · four · fourteen · fourth · half · hundred · last · less · majority · many · meter · million · more · much · nine · nineteen · ninety · one · pair · per · seven · seventeen · seventy · six · sixteen · sixty · some · sum · ten · third · thirteen · thirty · thousands · three · total · twelve · twenty · two
    49 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Werkwoorden: t.t. 4607 @ 50% // 0.393 2510/5
    appear · appears · calls · count · fill · gets · gives · put · signs · sing
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Onderwijs552 @ 50% // 0.448 // 0.448 2530/5
    colleges · course · education · library · meaning · notes · programs · sections · studies · teaching · tests · training
    12 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.011Werkwoorden: Verleden Tijd 1563 @ 50% // 0.437 2611/5
    ate · cooked · drank · liked · spoke · walked · was · went · were · yesterday
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Werkwoorden: Infinitief 1548 @ 50% // 0.452 2620/5
    be · cook · like · run · see · sleep · swim · walk · want · write
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Werkwoorden: Verleden tijd 2605 @ 50% // 0.395 2710/5
    decided · died · felt · gave · informed · looked · returned · supported · tried · turned
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.011Reizen 2571 @ 50% // 0.429 2721/3
    America · China · England · Europe · Germany · departures · european · journey · subways · tourist
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.011Getallen612 @ 50% // 0.388 2821/3
    amount · eighty · enough · fourth · half · ninety · seventy · sum · thousands · total
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.011Infinitief 2583 @ 50% // 0.417 2831/4
    call · change · learn · look · open · return · show · start · think · visit
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Werkwoorden: Verleden tijd 3609 @ 50% // 0.391 // 0.391 2910/5
    did · drink · eat · go · hear · like · make · say · see · tell
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Natuur 1602 @ 50% // 0.398 2920/3
    flower · grasses · moon · rains · seas · skies · stone · suns · tree · volcano
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Abstracte Voorwerpen 1576 @ 50% // 0.424 // 0.424 3010/5
    groups · list · loves · order · parts · review · service · systems · views · ways
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Vergelijkingen 1548 @ 50% // 0.452 3030/4
    better · bigger · less · older · pretty · smaller · sweet · than · weak · younger
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.021Werkwoorden: v.t.t. 1533 @ 50% // 0.467 // 0.467 3112/5••
    been · cooked · has · have · played · previously · rained · read · walked · wanted
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Werkwoorden: Tegenwoordige tijd 5608 @ 50% // 0.392 3120/4
    agree · allows · announce · assumes · contains · miss · mix · presents · produce · supports
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Vergelijkingen 2575 @ 50% // 0.425 3130/3
    clear · cold · deep · fair · fast · poor · rich · simple · strong · true
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.041Werkwoorden: Infinitief 3528 @ 50% // 0.472 3214/5••••
    build · choose · continue · cover · feel · increase · meet · remember · stay · talk
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Voltooide tegenwoordige tijd 2614 @ 50% // 0.386 3220/4
    changed · closed · felt · followed · gone · met · presented · produced · tried · turned
    10 words
  • 164725962114.03.2022 ••• Test out   1.001Betrekkelijke voornaamwoorden511 @ 50% // 0.489 3230/1
    what · where · which · who · whom · whose
    6 words
  • 164736746215.03.2022 ••• Test out   3.003Werkwoorden: Voltooid verleden tijd569 @ 50% // 0.431 // 0.431 3310/4
    called · come · eaten · found · given · had · heard · taken · walked · written
    10 words
  • 164736799315.03.2022 ••• Test out   3.003Lichaam539 @ 50% // 0.461 // 0.461 3320/4
    bodies · eye · feet · foot · hands · heads · hearts · hurt · teeth · tooth
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   2.002Infinitief 4582 @ 50% // 0.418 // 0.418 3410/4
    avoid · beat · begin · define · finish · prevent · produce · reach · serve · wait
    10 words
  • 165929508731.07.2022 ••• Test out   2.002Abstracte Voorwerpen 2563 @ 50% // 0.437 // 0.437 3510/5
    agreements · construction · effect · entry · minds · productions · protection · responses · solutions · turn
    10 words
  • 165805609617.07.2022 ••• Test out   3.003Zelf541 @ 50% // 0.459 3520/1
    herself · himself · itself · myself · ourselves · themselves · yourself · yourselves
    8 words
  • 164857602729.03.2022 ••• Test out   3.003Natuur 2573 @ 50% // 0.427 3530/3
    climate · down · field · forest · heat · nature · planet · universe · up · wind
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Werkwoorden: Gerundium611 @ 50% // 0.389 // 0.389 3611/4
    calling · coming · cooking · doing · drinking · eating · following · getting · giving · going · happening · having · including · leaving · looking · making · paying · playing · raining · reading · running · saying · seeing · sitting · sleeping · speaking · starting · studying · swimming · taking · talking · thinking · touching · trying · waiting · walking · watching · wearing · working · writing
    40 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Sport575 @ 50% // 0.425 // 0.425 3631/4
    ball · games · goals · paths · player · points · sport · step · team · walk
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Kunst607 @ 50% // 0.393 3711/4
    arts · cameras · films · flute · musical · opening · painting · paints · photo · picture · style · violins
    12 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Communicatie555 @ 50% // 0.445 // 0.445 3721/3
    channels · comment · communication · information · messages · network · news · searches · stories · texts
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Gerund 2597 @ 50% // 0.403 3730/3
    cooking · eating · paying · raining · reading · running · seeing · sleeping · walking · writing
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   2.002Medisch517 @ 50% // 0.483 3810/4
    ambulances · cares · diets · disease · emergencies · health · ill · medicine · pain · sick · treatment
    11 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Toekomst 1607 @ 50% // 0.393 3821/5
    add · be · break · call · change · choose · come · continue · cook · will
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Toekomende tijd 2610 @ 50% // 0.390 3910/4
    miss · offer · present · rain · receive · reduce · sell · sleep · start · write
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Politiek 1597 @ 50% // 0.403 3921/4
    court · governments · law · national · president · safety · securities · societies · tax · war
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.011Going to 1608 @ 50% // 0.392 4011/5
    achieve · add · allow · apply · arrive · ask · assume · be · believe · going
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Wetenschap 1599 @ 50% // 0.401 4020/4
    analyses · article · details · energies · line · project · research · sciences · sizes · technologies
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Going to 2719 @ 50% // 0.281 4110/4
    open · place · prepare · present · prevent · put · rain · read · receive · recover
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Politiek 2756 @ 25% // 0.244 4130/3
    arrest · candidate · conflicts · governors · navies · parliaments · queens · senator · speech · threats
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Abstracte Objecten 3700 @ 50% // 0.300 // 0.300 4210/5
    circle · damage · efforts · experiences · religions · respect · signal · signature · situation · symbol
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Werkwoorden: Voltooid Toek. Tijd779 @ 25% // 0.221 // 0.221 4310/2
    called · created · decided · died · found · have · received · sent · taken · will
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Wetenschap 2769 @ 25% // 0.231 // 0.231 4330/4
    chemistries · conclusions · decrease · depth · dots · electric · formula · height · limit · quantity
    10 words
  • 164909577704.04.2022 ••• Test out   2.002Zaken841 @ 25% // 0.159 4410/5
    advertising · board · businesses · card · costs · credit · global · industries · insurances · moneys · offers · products · sales
    13 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   2.002Werkwoorden: Modaal771 @ 25% // 0.229 4420/1
    can · cannot · could · may · must · should · would
    7 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Abstracte Objecten 4991 @ 25% // 0.009 // 0.009 4510/5
    attitudes · entrance · hate · honor · memories · mistakes · phrases · shadow · shape · smile
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   1.001Gebeurtenissen994 @ 25% // 0.006 4520/2
    action · attacks · battle · death · delivery · discussion · noises · starts · stops · traffic
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   3.003Werkwoorden: v.v.t.t.324 @ 75% // 0.676 4620/2
    been · changed · considered · discovered · had · have · managed · opened · would · written
    10 words
  • 164768881119.03.2022 ••• Test out   3.003Attributen598 @ 50% // 0.402 4630/2
    beauty · difference · expression · forces · identity · importances · looks · luck · powers · quality
    10 words
0.037

Basis 1 #2 · 2018-10-25 ^

Lidwoorden

Het Engels heeft twee lidwoorden, the en a(n).

A(n) is het onbepaald lidwoord, de Engelse versie van ‘een’. Om te bepalen of je a of an gebruikt, luister je naar de klank van de eerste letter van het volgende woord. Klinkt de eerste letter als een medeklinker, dan gebruik je a, en als je een klinker hoort, gebruik je an. Dat klinkt een beetje verwarrend, dus laten we naar een paar voorbeelden kijken:


  • a boy - een jongen



  • a house - een huis



  • a university - een universiteit



  • an apple - een appel



  • an hour - een uur



Je ziet dat de eerste twee woorden met een medeklinker beginnen en als je ze uitspreekt – klik op het woord om naar de uitspraak te luisteren – klinkt de eerste klank ook als een medeklinker. Het derde woord university begint met een klinker, als je het uitspreekt, klinkt het echter alsof het met een ‘J’ begint. Daarom schrijf je toch a en niet an. Het vierde woord, apple, begint met een klinker, en zo klinkt het ook. Als je het laatste woord uitspreekt, klinkt het echter een beetje als ‘auwer’, wat met een klinker begint, dus daarom gebruik je hier ook an.

The is de Engelse versie van ‘de’ en ‘het’. Iets makkelijker dan het Nederlands dus, want je hoeft niet te weten of een woord mannelijk/vrouwelijk of onzijdig is.


Persoonlijke Voornaamwoorden Enkelvoud

De Engelse persoonlijke voornaamwoorden in het enkelvoud zijn:

Nederlands Engels
Ik I
Jij/U You
Hij/Zij//Het He/She/It

Het Engels maakt geen onderscheid tussen ‘u’ en ‘jij’.


Werkwoordsvervoeging Enkelvoud

De werkwoordsvervoeging van regelmatige werkwoorden is in het Engels gelukkig niet heel moeilijk. Als je de infinitief van het werkwoord kent, kom je al een heel eind. In het enkelvoud gebeurt er voor de eerste en tweede persoon helemaal niks, je gebruikt gewoon de infinitief – de vorm van het werkwoord die je in het woordenboek vindt. En voor de derde persoon enkelvoud voeg je gewoon een ’s’ aan de infinitief toe.

Persoonlijk Voornaamwoord Vervoeging Voorbeeld
I [infinitief] I drink - Ik drink
You [infinitief] You drink - Jij drinkt
He/She/It [infinitief]+s He/She/It drinks - Hij/Zij/Het drinkt

Zijn

Het werkwoord ‘zijn’ – to be in het Engels – is, net als in het Nederlands, onregelmatig. We beginnen hier met de enkelvoudsvormen:

Persoonlijk Voornaamwoord to be Voorbeeld
I am I am a boy - Ik ben een jongen
You are You are a girl - Jij bent een meisje
He/She/It is He/She/It is Dutch - Hij/Zij/Het is Nederlands

Veel succes met je eerste les!

Basis 2 #2 · 2018-10-25 ^

Persoonlijke Voornaamwoorden Meervoud

De Engelse persoonlijke voornaamwoorden in het enkelvoud hebben we al in Basis 1 besproken. Hieronder vind je een schema met de enkelvouds- én de meervoudsvormen:

Nederlands Engels
Ik I
Jij/U You
Hij/Zij//Het He/She/It
Wij We
Jullie You
Zij They

Je ziet dat er in het Engels geen verschil bestaat tussen de tweede persoon enkelvoud en tweede persoon meervoud; je gebruikt in beide gevallen you.


Werkwoordsvervoeging Meervoud

In Basis 1 hebben we ook de werkwoordsvervoeging in het enkelvoud besproken. De enkelvoudsvormen waren gelukkig niet heel moeilijk. De meervoudsvormen zijn nog makkelijker Hieronder een overzicht van zowel de enkelvouds- als de meervoudsvormen:

Persoonlijk Voornaamwoord Vervoeging Voorbeeld
I [infinitief] I drink - Ik drink
You [infinitief] You drink - Jij drinkt
He/She/It [infinitief]+s He/She/It drinks - Hij/Zij/Het drinkt
We [infinitief] We drink - Wij drinken
You [infinitief] You drink - Jullie drinken
They [infinitief] They drink - Zij drinken

Je ziet dat je in het meervoud alleen de infinitief gebruikt; heel makkelijk dus. Daardoor bestaat er in het Engels helemaal geen verschil tussen ‘jij drinkt’ en ‘jullie drinken’. In beide gevallen is dit you drink – en dat geldt voor de meeste werkwoorden.

In tegenstelling tot ‘zij’ in het Nederlands bijvoorbeeld. Hoewel we een vorm van ‘zij’ in het enkelvoud en het meervoud hebben, kun je altijd aan het werkwoord zien of het enkelvoud of meervoud is: ‘zij drinkt’ of ‘zij drinken’.

Houd dus met you rekening als je van het Engels naar het Nederlands vertaalt. Dit is vooral belangrijk als het een meerkeuzevraag is, want Duo vraagt altijd naar alle goede antwoorden!


Zijn

In de vorige les hebben we al naar de enkelvoudsvormen van to be gekeken. Hieronder vind je zo nog een keer, samen met de meervoudsvormen; die gelukkig iets makkelijker zijn.

Persoonlijk Voornaamwoord to be Voorbeeld
I am I am a boy - Ik ben een jongen
You are You are a girl - Jij bent een meisje
He/She/It is He/She/It is sick - Hij/Zij/Het is ziek
We are We are girls - Wij zijn meisjes
You are You are boys - Jullie zijn jongens
They are They are sick - Zij zijn ziek

Zoals je ziet hebben we de vorm are al bij de tweede persoon enkelvoud gezien. In het meervoud is dat de enige vorm die we gebruiken.


Hebben

Het werkwoord ‘hebben’ – to have in het Engels – is, net als in het Nederlands, ook onregelmatig. Hieronder een overzicht van alle vormen:

Persoonlijk Voornaamwoord to have Voorbeeld
I have I have a menu - Ik heb een menu
You have You have a sandwich - Jij hebt een boterham
He/She/It has He/She/It has a newspaper - Hij/Zij/Het heeft een krant
We have We have children - Wij hebben kinderen
You have You have boys - Jullie hebben jongens
They have They have girls - Zij hebben meisjes

Meervoud

We hebben in deze les al veel besproken, dus wat betreft het meervoud houden we het hier kort. We gaan er in een latere les verder op in. In het algemeen vorm je het meervoud door een 's' achter het woord te plakken, bijvoorbeeld girl - girls. Er bestaan echter ook enkele uitzonderingen, zoals child - children.

Veel succes met Basis 2!

Alledaagse uitdrukkingen #2 · 2018-10-25 ^

Begroetingen

Net als in het Nederlands, zijn er in het Engels natuurlijk heel veel verschillende manieren om iemand te begroeten. We zullen er hier een aantal bespreken. De meest eenvoudige begroeting is waarschijnlijk de Engelse versie van 'hallo': Hello.

Net als het Nederlands, heeft het Engels ook een versie van 'goed + dagdeel'. In het Nederlands zeg je 'goedemorgen', in het Engels zeg je good morning. Het enige verschil is eigenlijk dat je de woorden niet aan elkaar schrijft.

Dagdeel Begroeting
Morgen = Morning Good morning
Middag = Afternoon Good afternoon
Avond = Evening Good evening
Nacht = Night Good night

Succes met de derde les!

Skill: Food #2 · 2018-10-25 ^

Uitspraak

In de vorige lessen heb je misschien al gemerkt dat de uitspraak en spelling van bepaalde woorden een beetje tegenstrijdig is:

Oefening baart kunst, dus probeer zoveel mogelijk Engelse films en tv-series te kijken – op zich geen vervelende bezigheid!

Hieronder vind je nog een paar tips m.b.t. de uitspraak van bepaalde medeklinkers – klinkers bespreken we in de volgende les:

Medeklinkers

B

In principe wordt de 'b' bijna net zoals in het Nederlands uitgesproken. Maar als het woord op '-mb' eindigt, hoor je de 'b' niet: comb, numb, bomb.

C

De 'c' wordt, net als in het Nederlands, soms als 'k' en soms als 's' uitgesproken. De k-klank komt het vaakst voor, maar staat de 'c' voor een 'e', 'i' of 'y', dan gebruik je een s-klank: ceiling, cistern, cynic.

-dge

De combinatie '-dge' lijkt nog het meest op '-dj': bridge

G

Wordt meestal als de 'g' in Lady Gaga uitgesproken. Maar voor een 'e', 'i' of 'y', lijkt het meer op een 'j': germ, ginger, gyrate.

-gh

Bij sommige woorden hoor je de combinatie ‘-gh’ niet, zoals in high. Bij andere woorden lijkt het meer op een 'f': laugh.

H

De 'h' in hello lijkt op de Nederlandse 'h'. Maar soms hoor je 'm niet, zoals in hour.

K

De Engelse 'k' klinkt net als de Nederlandse. Maar als er een 'n' achter staat, dan hoor je 'm niet: knife, knight.

L

De 'l' wordt bijna altijd net zoals in het Nederlands uitgesproken. Maar als er een 'k' of een 'f' achter staat, dan hoor je 'm niet: talk, half.

S

Ook de 's' lijkt op zijn Engelse tegenhanger. Hoewel 'ie in sommige gevallen meer als een 'z' wordt uitgesproken: nose, president.

Th

De 'th' kan voor Nederlanders een beetje moeilijk zijn, omdat we deze klank in het Nederlands niet gebruiken. Als je in het Nederlands een 't' uitspreekt, dan plaats je je tong achter je tanden, of iets hoger. Dan adem je uit en ontspan je je tong. De lucht ontsnapt tussen je tanden en je tong en zo maak je een t-geluid. Als je de 'th' uitspreekt, dan plaats je je boventanden op het voorste gedeelte van je tong. Vervolgens adem je uit en ontspan je je tong. Voel je het verschil? Probeer het maar eens. Oefening baart kunst!

X

De 'x' lijkt op de Nederlandse 'x'. Maar als-ie de eerste letter van een woord is, dan spreek je 'm uit als een 'z': xenon

Y

De 'y' kan van alles. Vaak klinkt de 'y' als een 'j': yesterday. Soms klinkt-ie meer als de Nederlandse 'ie': city. Maar de 'y' klinkt ook soms als het Nederlandse woord 'aai': fly.

Skill: Animals #1 · 2018-10-25 ^

Uitspraak

In de vorige les hebben we naar de uitspraak van een aantal medeklinkers (en medeklinker-combinaties) gekeken. Hieronder vind je een overzicht van alle Engelse klinkers en de manier waarop ze kunnen worden uitgesproken. Helaas bestaan er nog best veel uitzonderingen op deze regels, zowel binnen het Amerikaans Engels als tussen de verschillende accenten. Maar onthoud: practice makes perfect!

A

Het Engelse woord and heb je waarschijnlijk als eens gehoord, en dit is hoe de 'a' doorgaans wordt uitgesproken als deze voor twee medeklinkers staat: land, last. Of voor één medeklinker aan het einde van een woord: tax, can.

Staat de 'a' voor een enkele medeklinker met daarna een klinker, dan wordt deze meestal als 'eej' uitgesproken: late, fake.

Voor een 'l' en na een 'q' of een 'w' wordt de 'a' vaak een beetje als 'aw' uitgesproken; het geluid dat je maakt als je bijvoorbeeld een schattige baby of een puppy ziet: call, wall.

E

De 'e' wordt voor twee medeklinkers doorgaans als de 'e' in 'bed' uitgesproken: desk, bend. Hetzelfde geldt voor de 'e' als deze voor één medeklinker aan het einde van een woord staat: ten, pet.

Als laatste letter van een woord is de 'e' vaak stom, wat betekent dat je 'm niet hoort: late, fake. Is het woord echter heel kort, dan spreek je de 'e' meestal als 'ie' uit: be, he.

I

Net als bij de vorige twee klinkers wordt de 'i' voor twee medeklinkers of voor de laatste enkele medeklinker van een woord hetzelfde uitgesproken; als de 'i' in 'kip': pillow, hit. Maar soms klinkt de 'i' juist meer als 'aai': mild, high.

Voor een enkele medeklinker die niet aan het einde van een woord staat, wordt de 'i' ook als 'aai' uitgesproken: tired, wide.

O

Voor twee medeklinkers wordt de 'o' ofwel als de 'o' in kop uitgesproken: clock. Ofwel als de 'o' in 'mooi': bold.

Voor een enkele medeklinker aan het einde van een woord klinkt de letter als de 'o' in 'kop': hot, rob.

Voor een enkele medeklinker gevolgd door een klinker wordt de 'o' ook als de 'o' in 'mooi' uitgesproken: vote, poke.

U

De 'u' voor twee medeklinkers of voor de laatste enkele medeklinker wordt of als 'oe' uitgesproken: pull, put; of ongeveer zoals de de 'a' in 'kat': duck, jut.

Voor een enkele medeklinker gevolgd door een klinker wordt de 'u' ook als de 'oe' uitgesproken: June, tune.

Skill: Plurals #2 · 2018-10-25 ^

Meervoud

In Basis 2 hebben we al gezien dat het meervoud normaal gesproken met behulp van de letter 's' gevormd wordt: girlgirls, dog – dogs, horsehorses, hero – heroes, lady – ladies*.

Je ziet dat je echter niet altijd alleen maar een '-s' toevoegt, dus laten we daar hieronder iets verder op in gaan:

  • Eindigt het woord – als het uitgesproken wordt – op een sisklank, dan voeg je in het Engels '-es' toe, of als het woord al op een 'e' eindigt, dan voeg je alleen de '-s' toe: kisskisses, sandwich – sandwiches, horse – horses.

  • Eindigt het woord op een 'o' en wordt deze 'o' voorafgegaan door een medeklinker, dan voeg je ook '-es' toe. Hier bestaat echter een uitzondering op. De meeste leenwoorden krijgen alleen een '-s': potato – potatoes en hero – heroes, maar piano – pianos en kimono – kimonos.

  • Eindigt het woord op een 'y' en wordt deze 'y' voorafgegaan door een medeklinker, dan vervang je de '-y' met '-ies': lady – ladies, cherrycherries.

Naast deze regels zijn er nog tamelijk veel uitzonderingen, waarvan je al een enkele gezien hebt: man – men, woman – women, child – children. Daarnaast zijn er woorden die zowel in het enkelvoud als het meervoud dezelfde vorm hebben. Helaas kunnen we niet alle meervoudsvormen hier bespreken. En waarschijnlijk zou dat ook veel te veel informatie zijn. Houd je dus aan de bovenstaande regels en probeer de uitzonderingen eruit te pikken en uit je hoofd te leren. Succes!

Bezittelijke Voornaamwoorden #2 · 2018-10-25 ^

Bezittelijk Voornaamwoord

Het Engels heeft de volgende bezittelijke voornaamwoorden:

Nederlands Engels
mijn my
je/jouw/uw your
zijn/haar his/her/its
ons/onze our
jullie your
hun their

Je ziet dat de tweede persoon enkelvoud en meervoud weer dezelfde vorm hebben in het Engels. Let dus op bij oefeningen waar je alle goede antwoorden moet selecteren!


Zelfstandig Bezittelijk Voornaamwoord

Het Engels heeft, net als het Nederlands, ook zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden:

Nederlands Engels
de/het mijne mine
de/het jouwe/uwe yours
de/het zijne/hare his/hers/its*
de/het onze ours
- yours*
de/het hunne theirs

* Let op! In tegenstelling tot het Nederlands heeft het Engels wel een zelfstandig bezittelijk voornaamwoord voor de derde persoon enkelvoud onzijdig en de tweede persoon meervoud. Als je die vormen vertaalt, gebruik je dus de van-constructie: Is that coat yours? – Is die jas van jullie?

Veel plezier met deze les!

Objectieve voornaamwoorden #2 · 2018-10-25 ^

Persoonlijke Voornaamwoorden

In Basis 1 en Basis 2 hebben we de persoonlijke voornaamwoorden ook al besproken, maar in die les hebben we alleen naar de subjectvormen gekeken. Een persoonlijk voornaamwoord kan ook als object gebruikt worden:

  • Subject: Hij kust de kat.
  • Object: De kat kust hem

Zoals je ziet staat het object in de zin niet alleen op een andere plek, maar de vorm verandert ook. Net als in het Engels:

  • Subject: He kisses the cat.
  • Object: The cat kisses him.
Nederlands Engels
mij me
je/jou/u you
hem/haar/het him/her/it
ons us
jullie you
hun/hen/ze them

Ook hier zijn de tweede persoon enkelvoud en meervoud weer hetzelfde. Sterker nog, ze zijn precies hetzelfde als de subjectvormen. Pas dus goed op als je van het Engels naar het Nederlands vertaalt!

Veel succes!

Werkwoorden: t.t. #2 · 2018-10-25 ^

In Basis 1 en Basis 2 hebben we al eerder naar de werkwoordsvervoeging van de present tense gekeken. Omdat we in deze les veel nieuwe werkwoorden zullen zien, herhalen we nog eens de Engelse (regelmatige) werkwoordsvervoeging:

Persoonlijk Voornaamwoord Vervoeging Voorbeeld
I [infinitief] I drink - Ik drink
You [infinitief] You drink - Jij drinkt
He/She/It [infinitief]+s He/She/It drinks - Hij/Zij/Het drinkt
We [infinitief] We drink - Wij drinken
You [infinitief] You drink - Jullie drinken
They [infinitief] They drink - Zij drinken

We hebben al eerder besproken dat de infinitief die vorm van het werkwoord is die je in een woordenboek vindt. En dat je in de tegenwoordige tijd eigenlijk bijna altijd de infinitief gebruikt; behalve in de derde persoon enkelvoud, dan plaats je er een -s achter.

Er worden twee werkwoorden in deze les gebruikt, die niet helemaal regelmatig zijn: to go en to touch. Bij to go zul je zien dat de derde persoon enkelvoud niet alleen een 's' krijgt, maar ook nog een 'e'; je zet er dus -es achter: Hij gaat – He goes. To touch krijgt ook -es, maar die vorm wordt in deze les niet gebruikt: Hij raakt de kat aan – He touches the cat.

Succes met de present tense!

Vragen #2 · 2018-10-25 ^

Vragen

Het Engels heeft net als het Nederlands ook vraagwoorden. En deze les draait vooral om de verschillende vraagwoorden en hoe je deze kunt gebruiken. Het gebruik van de vraagwoorden verschilt eigenlijk nauwelijks van het Nederlands. Hoewel je bijvoorbeeld wel zult zien dat de letterlijk vertaling van whose, ‘wiens’ of ‘wier’ is. Woorden die wij in het Nederlands niet (meer) zo vaak gebruiken. Whose cat is that vertalen de meeste mensen niet als ‘Wier kat is dat?’; dat klinkt nogal deftig. Het is veel gewoonlijker om het als ‘Van wie is die kat?’ te vertalen. Maar afgezien daarvan, zijn de Engelse vraagwoorden heel vergelijkbaar met de Nederlandse.

In het Nederlands maak je een vraag meestal door het onderwerp en de persoonsvorm in de zin om te draaien. ‘Jij bent een man’ – ‘Ben jij een man?’. Dit omdraaien heet ook wel inversie, inversion in het Engels. En inversie wordt in het Engels ook toegepast: You are a manAre you a man?

Maar je moet in het Engels ook vaak gebruik maken van het werkwoord to do om een vraag te maken. Je zult dit ook in deze les zien. In het Nederlands zeg je: ‘Jij hebt brood’ – ‘Heb jij brood?’. In het Engels gebruik je hier ‘to do’: You have bread – Do you have bread?.

Dus wanneer gebruik je nou gewoon inversie en wanneer gebruik je nou to do? Dat is gelukkig makkelijk uit te leggen. Als de persoonsvorm een hulpwerkwoord (auxiliary verb) of een vorm van to be is, dan gebruik je gewoon inversie. In alle andere gevallen – als de persoonsvorm dus een hoofdwerkwoord (lexical verb) is – gebruik je to do.

  • De persoonsvorm can is een hulpwerkwoord: You can walkCan you walk? – Je kunt lopen – Kun je lopen?

  • De persoonsvorm is is een vorm van to be: He is sickIs he sick? – Hij is ziek – Is hij ziek?

  • De persoonsvorm is een hoofdwerkwoord: He walksDoes he walk? – Hij loopt – Loopt hij?


Je kunt in het Nederlands ook een vraagwoord in deze constructies gebruiken, bijvoorbeeld: ‘Heb jij brood?’ – ‘Welk brood heb jij?’. Dit gebeurt in het Engels ook: Do you have bread?What bread do you have? En dit zijn de soort zinnen die je vooral in deze les zult zien. Probeer de bovenstaande regels echter ook te leren en kijk of je in de komende lessen al wat vraagzinnen kunt herkennen.

Veel succes!


10 skills with tips and notes

 
6.871