Join our new Duolingo Forum to help us rebuild what was lost with the old forum closing and more...

Cached mode
Duome is showing cached data by default, you can hit refresh button right here to update your stats.
Remember that your profile must be public for duome to be able to visualize the data. Simple numbers like streak or crowns would be updated instantly while more complex concepts like daily XP chart or Recent Practice Sessions will be available on page reload. You can provide feedback, ask questions and request new features on our forum — be welcome to join us there :)

Streak Hall of Fame
11

JoseLoretoRomero

Jose Loreto Romero PalmaEl Tigre, Venezuela

322834 XP#122044
1101+122#178750
3490
33576

Learning French from Dutch

Level 22 · 20305 XP

Skills: 60

Lessons: 282

Lexemes: 1766

Strength: 74%

Created: 2017-03-14
Last Goal: 2023-11-01
Timezone: UTC-4

Last update: 2023-11-02 13:13:22 GMT+3 (cached)


263854701

XP per Skill (4 weeks)raw

Skills by StrengthCrownsDateNameOriginal Order

  • ••• 05 Basis 112 @ 100% 0
    Manon · Paul · c' · chat · cheval · chien · croissant · es · est · et · femme · fille · garçon · homme · je · mange · manges · orange · pizza · suis · tu · un · une
    23 words

    Welkom en bienvenue!

    Wist je al dat Frans een officiële taal is in wel 29 verschillende landen? Laten we beginnen met de basis. Welkom en bienvenue (welkom in het Frans)!

    Geslacht

    Franse zelfstandige naamwoorden hebben een geslacht. Er zijn mannelijke en vrouwelijke woorden. Mannelijke woorden gebruiken un, vrouwelijke une.

    Frans Nederlands
    un garçon een jongen
    une fille een meisje
    un homme een man
    une femme een vrouw
    un chien een hond
    une pizza een pizza

    Ik denk, dus...

    In het Nederlands zeggen we ik ben en jij bent. In het Frans ziet dat er als volgt uit!

    onderwerp werkwoord (être)
    je (ik) suis (ben)
    tu (jij) es (bent)
    il/elle (hij/zij) est (is)
  • ••• 05 Bonjour !21 @ 100% 0
    au revoir · beaucoup · bienvenue · bonjour · bonsoir · enchanté · merci · non · oui · salut
    10 words

    Hallo!

    Net als in het Nederlands hangen sommige begroetingen af van het tijdstip. 's Morgens en 's middags zeg je bonjour, maar 's avonds zeg je bonsoir.

    Frans Nederlands
    Bonjour ! Goeiemorgen! Goeiedag!
    Bonsoir ! Goedenavond!

    Tegen vrienden kan je ook salut zeggen. Salut kan je gebruiken om hoi te zeggen, maar ook als je weggaat.

    Frans Nederlands
    Salut ! Hoi! / Doei!

    Accenten

    Een accent op een letter zorgt ervoor dat de letter anders wordt uitgesproken.

    Frans Uitspraak
    je doffe e, de e in "ze"
    é lange ee als in geen
    è e als in erg / ai als in het Engelse air

    Als de laatste letter van een woord een e (zonder accent!) is, wordt die meestal niet uitgesproken.

    Frans Uitspraak
    bonne "bon"
  • ••• 05 Basis 222 @ 100% 0
    anglais · comment · elle · espagnol · français · français · française · il · italien · la · le · m'appelle · néerlandais · néerlandais · néerlandaise · parle · parle · parles · s'appelle · t'appelles
    20 words

    Werkwoorden

    In het Nederlands veranderen werkwoorden vaak - ik werk, hij werkt, wij werken. In het Frans gebeurt dit ook, maar iets meer dan in het Nederlands.

    onderwerp werkwoord (parler)
    je parle
    tu parles
    il / elle parle

    Let op! De -s in parles wordt niet uitgesproken, dus al deze vormen worden op dezelfde manier uitgesproken.


    Geslacht

    In het Frans veranderen bijvoeglijke naamwoorden afhankelijk van het geslacht. Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -e.

    Frans Nederlands
    Julien est français. Julien is Frans.
    Marie est française. Marie is Frans.
    Il est néerlandais. Hij is Nederlands.
    Elle est néerlandaise. Ze is Nederlands.

    De extra -e op het einde kan de uitspraak wat veranderen, dus luister goed!

  • ••• 05 Mensen31 @ 100% 0
    Amsterdam · Angleterre · Belgique · Bordeaux · Bruxelles · Espagne · Europe · France · Italie · Lyon · Madrid · Marseille · Paris · Rome · Utrecht · Waterloo · avec · charleroi · en · habite · habites · ici · j' · journaliste · professeur · travaille · travaille · travailles · université · à · étudiant · étudiante · étudie · étudie · étudies
    35 words

    J'habite à Paris !

    In het Frans zijn er twee woorden voor in. Voor steden gebruik je à, en voor veel landen gebruik je en.

    Frans Nederlands
    J'habite à Paris. Ik woon in Parijs.
    J'habite à Bruxelles. Ik woon in Brussel
    J'habite en France. Ik woon in Frankrijk.
    J'habite en Belgique. Ik woon in België.
  • ••• 05 Familie33 @ 100% 0
    animal · appartement · chouette · dans · de · famille · femme · fille · fils · frère · grand-mère · grand-père · jardin · l' · ma · maison · mari · mon · mère · père · sa · son · sœur · ta · ton · veut
    26 words

    Ma famille !

    In het Nederlands zeggen we "mijn moeder" en "mijn vader". In het Frans wordt dat "ma mère" en "mon père", omdat woorden zoals "mijn" en "jouw" veranderen afhankelijk van het geslacht van het woord dat erop volgt.

    mannelijk vrouwelijk
    mon père (mijn vader) ma mère (mijn moeder)
    ton frère (jouw broer) ta sœur (jouw zus)
    son fils (zijn/haar zoon) sa fille (zijn/haar dochter)

    Fille

    Fille kan zowel meisje als dochter betekenen. Let op de context van de zin om te weten wat het woord betekent.

    Frans Nederlands
    C'est une fille. Het is een meisje.
    C'est la fille de Julia. Het is de dochter van Julia.
    C'est la fille d'Anna. Het is de dochter van Anna.
    C'est ma fille. Het is mijn dochter.

    De wordt d' als het volgende woord met een klinker begint.

  • ••• 05 Reizen41 @ 100% 0
    Anvers · Berlin · Londres · a · ai · as · avion · aéroport · billet · d' · gare · hôtel · où · passeport · prends · prends · restaurant · s'il vous plaît · taxi · train · va · vais · valise · vas · voiture · étranger
    26 words

    Le, la of l'?

    Le gebruik je voor mannelijke woorden.

    Frans Nederlands
    le garçon de jongen

    La gebruik je voor vrouwelijke woorden.

    Frans Nederlands
    la femme de vrouw

    Als een woord met een klinker begint of met een h die je niet uitspreekt, gebruik je l' in de plaats van le of la.

    Frans Nederlands
    l'homme de man

    Tu as un passeport ?

    De meeste Franse werkwoorden veranderen op een regelmatige manier, maar sommige werkwoorden doen gewoon hun eigen ding en zijn onregelmatig.

    onderwerp werkwoord (aller)
    je (ik) vais (ga)
    tu (jij) vas (gaat)
    il (hij) / elle (zij) va (gaat)

    Als het werkwoord met een klinker begint, verander je je naar j'.

    onderwerp werkwoord (avoir)
    j' (ik) ai (heb)
    tu (jij) as (hebt)
    il (hij) / elle (zij) a (heeft)

    G

    De uitspraak van de g verandert als er een e, i of n op volgt.

    Frans uitspraak
    gants [g] als in "goal"
    mange [zj] als in giraf
    giraffe [zj] als in giraf
    compagne [nj] als in oranje
  • ••• 05 Activiteiten51 @ 100% 0
    aime · aimes · aimons · allons · au · avons · banque · boulangerie · bus · chocolat · cinéma · habitons · lire · livre · mangeons · musique · métro · nous · parc · sommes · travail · veux · veux · voulons · zoo · école
    26 words

    Nous

    Na nous (wij) eindigen werkwoorden normaal op -ons.

    Frans Nederlands
    nous voulons we willen
    nous avons we hebben
    nous habitons we wonen

    Willen

    onderwerp werkwoord (vouloir)
    je (ik) veux (wil)
    tu (jij) veux (wil)
    il (hij) / elle (zij) veut (wil)
    nous (wij) voulons (willen)

    Bij "veux" en "veut" wordt de laatste letter (x en t) niet uitgesproken, ze klinken dus hetzelfde.


    Au !

    In het Frans zal je nooit à met le erna zien. Een à met een le wordt altijd au.

    Frans Nederlands
    Tu vas au restaurant. Je gaat naar het restaurant.
    Elle va au zoo. Ze gaat naar de dierentuin.

    Au klinkt als een lange oo, en dus niet als -auw.

  • ••• 05 Ça va ?52 @ 100% 0
    bien · bonne journée · bonne nuit · bonne soirée · excuse · moi · s'il te plaît · toi · très · à bientôt · à demain · ça va
    12 words

    Ça va ?

    Je kan ça va vragen om te vragen hoe het gaat met iemand, en om die vraag te beantwoorden. Het werkt net iets anders dan in het Nederlands, dus hieronder zie je de letterlijke vertaling en een iets natuurlijkere vertaling.

    Frans letterlijk Nederlands
    Salut, ça va ? Dag, gaat het? Dag, (hoe) gaat het?
    Ça va, et toi ? Het gaat, en jij? Het gaat (goed), en met jou?
  • ••• 05 Mensen 253 @ 100% 0
    chats · chiens · croissants · deux · elles · femmes · garçons · habitent · hommes · ils · journalistes · les · mange · mangent · ont · oranges · parlent · pizzas · professeurs · sont · trains · travaillent · trois · un · une · voitures · étudiantes · étudiants · étudient
    29 words

    Meervoud

    Om over meer dan één ding te praten in het Frans, voeg je een s toe aan het woord.

    enkelvoud meervoud
    un chat deux chats

    Le, la en l' worden les.

    enkelvoud meervoud
    le garçon les garçons
    la femme les femmes
    l'homme les hommes

    Nemen

    Het werkwoord prendre (nemen) heeft een s als uitgang na je en tu.

    onderwerp werkwoord (prendre)
    je (ik) prends (neem)
    tu (jij) prends (neemt)
    il (hij) / elle (zij) prend (neemt)

    Ze

    Als je het over één vrouw, meisje, of ander vrouwelijk woord hebt, gebruik je elle (zij/ze).

    Als je het over meer dan één persoon of ding hebt, gebruik je ils of elles (zij/ze). Elles gebruik je voor groepen die enkel uit vrouwen bestaan, ils gebruik je voor groepen die uit mannen bestaan. Bij gemengde groepen gebruik je ook ils.

    Frans Nederlands
    Ils sont étudiants. Ze zijn studenten.
    Elles sont étudiantes. Ze zijn studentes.
  • ••• 05 Familie 261 @ 75% 25
    aiment · amusant · amusante · amusantes · amusants · anglaises · bébé · bébés · ce · content · contente · contentes · contents · espagnoles · espagnols · filles · françaises · frères · intelligent · intelligente · intelligentes · intelligents · mes · néerlandaises · parents · ses · sœurs · tes
    28 words

    Bijvoeglijke naamwoorden

    Als je over een zelfstandig naamwoord in het meervoud praat, plak je ook een s aan het bijvoeglijk naamwoord!

    Frans Nederlands
    La femme est contente. De vrouw is blij.
    Les femmes sont contentes. De vrouwen zijn blij.

    J'aime mes parents !

    In het Nederlands zeggen we "mijn broer" en "mijn broers". In het Frans veranderen woorden als mijn en jouw als je meer dan een broer hebt.

    enkelvoud meervoud
    mon frère mes frères
    ta sœur tes sœurs
    sa voiture ses voitures
  • ••• 05 Restaurant62 @ 75% 25
    addition · bières · bouteille · bouteilles · café · dessert · eau · jus · ou · personne · personnes · pour · prend · restaurants · table · tables · tasse · toilettes · verre · voudrais
    20 words

    Je voudrais un verre d'eau !

    Als een woord met een klinker begint, gebruik je d' in plaats van de. Het klinkt veel beter!

    Frans Nederlands
    un fromage d'Italie een kaas uit Italië

    Bij hoeveelheden gebruiken we de/d', terwijl we dat in het Nederlands niet doen.

    Frans Nederlands
    un verre d'eau een glas water
    une bouteille d'eau een fles water
  • ••• 14 Stad71 @ 75% 25
    aujourd'hui · café · cinq · fermé · grand · grande · grandes · grands · hôpital · magasin · magasins · ouvert · petit · petite · petites · petits · pharmacie · pharmacies · plante · plantes · quatre · stations · supermarché · universités · ville · vélo · écoles
    27 words

    Un vélo vert !

    In het Frans komen bijvoeglijke naamwoorden normaal na het zelfstandig naamwoord dat ze beschrijven. Een groene fiets wordt dus un vélo vert.

    Frans Nederlands
    une université française een Franse universiteit
    le thé vert de groene thee
    le restaurant mexicain het Mexicaanse restaurant

    Où ?

    Let erop dat ou (of) en (waar) op dezelfde manier uitgesproken worden.

    Frans Nederlands
    est le restaurant, à Paris ou à Bordeaux ? Waar is het restaurant, in Parijs of in Bordeaux?
  • ••• 23 Reizen 272 @ 100% 0
    Brésil · Japon · Mexique · Pays-Bas · aime · aux · château · mosquée · musée · musées · pays · plage · vacances · veulent · visite · visite · visites · visitons · vont · voyage · voyagent · voyageons · voyager · voyages · États-Unis · église · églises
    27 words

    J'aime voyager !

    Voyager, aller en manger zijn infinitieven. In het Nederlands eindigen infinitieven meestal op -en: reizen, eten, etc.


    J'aime la France !

    Als je in het Nederlands zegt dat "de treinen groot zijn", of dat "je van de wijn houdt", bedoel je specifieke treinen of een bepaalde wijn.

    In het Frans kan je le, la en les gebruiken voor specifieke dingen, maar ook voor algemene uitspraken, waar we in het Nederlands geen de of het zouden gebruiken.

    Frans Nederlands
    Les trains sont grands. Treinen (in het algemeen) zijn groot. OF De treinen zijn groot.

    Bij het woord dat volgt op aimer hoort er ook altijd een le, la of les.

    Frans Nederlands
    Tu aimes le vin ? Hou je van wijn ?

    Ook landen krijgen le, la of les.

    Frans Nederlands
    La France est un pays. Frankrijk is een land.
    Le Japon est mon pays. Japan is mijn land.

    Au & Aux

    We hebben al geleerd dat au een combinatie is van à en le. Als een woord in het meervoud staat, gebruiken we aux in plaats van à les.

    à + le = au

    à + les = aux

    Frans Nederlands
    Tu vas au supermarché ? Ga je naar de supermarkt?
    Je vais aux États-Unis. Ik ga naar de Verenigde Staten.

    Ils aiment voyager !

    Als je over meer dan een persoon praat (ze/zij), eindigen werkwoorden vaak op -nt.

    Frans Nederlands
    Ils vont au Mexique. Ze gaan naar Mexico.
    Ils veulent un taxi. Ze willen een taxi.
  • ••• 23 Thuis81 @ 100% 0
    arbre · arbres · blanc · blanche · blanches · blancs · chaises · des · fenêtre · fleurs · gentil · gentille · gentilles · gentils · livres · ouvre · ouvre · ouvrent · ouvres · ouvrons · pièce · pièces · porte · salon · vaches · y
    26 words

    Il y a...

    Il y a kan zowel er is als er zijn betekenen.

    Frans Nederlands
    Il y a une fleur blanche. Er is een witte bloem.
    Il y a trois arbres. Er zijn drie bomen.

    Des

    Un en une worden des als het over meer dan één ding hebt. In het Nederlands kunnen we gewoon "katten" zeggen, maar in het Frans moet je des chats zeggen.

    enkelvoud meervoud
    un arbre des arbres
    une lettre des lettres
  • ••• 23 Op Het Werk91 @ 75% 25
    bureau · collègue · e-mail · message · médecin · métier · numéro · ordinateur · portable · stylo · sur · travailler · travaillons · téléphone · usine · utilise · utilises · venir · écris · écris · écrit · écrivent
    22 words

    Tu écris une lettre ?

    Let erop dat écrire (schrijven) voor sommige uitgangen een v krijgt.

    onderwerp werkwoord (écrire)
    j' écris
    tu écris
    il / elle écrit
    ils / elles écrivent
  • ••• 23 Eten92 @ 75% 25
    bananes · bon · bonne · bonnes · bons · ce · ces · cette · cuisine · cuisines · gâteau · matin · petit déjeuner · prennent · prenons · prépare · prépare · préparent · prépares · préparons · prêt · prête · repas · œuf
    24 words

    Werkwoorden

    Werkwoorden die op -er eindigen, zoals aimer en manger, volgen (ongeveer) allemaal hetzelfde patroon voor uitgangen!

    onderwerp werkwoord (préparer)
    je prépare
    tu prépares
    il / elle prépare
    nous préparons
    ils / elles préparent

    Wat is dit?

    Het woord voor deze/dit verandert in het Frans afhankelijk van het geslacht van het woord dat erop volgt.

    mannelijk vrouwelijk
    enkelvoud ce cette
    meervoud ces ces
    Frans Nederlands
    ce gâteau deze taart
    cette pomme deze appel
    ces verres deze glazen
  • ••• 32 Gewoontes101 @ 75% 25
    après · après-midi · chaque · dimanche · dors · jeudi · joue · jouent · jour · journal · lis · lis · lit · lundi · mardi · mercredi · nuit · parfois · radio · regarde · regardent · samedi · soir · souvent · télé · vendredi · écoute · écoutons
    28 words

    Dagen van de week

    Frans Nederlands
    lundi maandag
    mardi dinsdag
    mercredi woensdag
    jeudi donderdag
    vendredi vrijdag
    samedi zaterdag
    dimanche zondag
  • ••• 32 Winkelen102 @ 75% 25
    achète · achètes · chaussure · chaussures · cher · chers · chère · chères · combien · coûte · coûtent · des · dix · du · euros · huit · jupe · jupes · neuf · pantalon · pantalons · prix · robe · robes · rouge · rouges · sac · sacs · sept · six · tee-shirt · veste · vêtements · ça
    34 words

    Geslacht

    Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een speciale vorm na vrouwelijke woorden.

    mannelijk vrouwelijk
    blanc blanche
    cher chère
    bon bonne
    gentil gentille
    Frans Nederlands
    un T-shirt cher een duur T-shirt
    une robe chère een dure jurk

    Du & Des

    Herinner je je nog dat à en le samen au worden? Het woord de kan ook gecombineerd worden met le en les om iets nieuws te vormen.

    de + le = du

    de + les = des

    Frans Nederlands
    le prix du sac de prijs van de tas
    le prix des oranges de prijs van de sinaasappels

    Un, deux, trois !

    Ben je klaar om te leren tellen in het Frans?

    Frans Nederlands
    zéro 0
    un 1
    deux 2
    trois 3
    quatre 4
    cinq 5
    six 6
    sept 7
    huit 8
    neuf 9
    dix 10
  • ••• 32 Mensen 3111 @ 75% 25
    - · allemandes · an · ans · belge · belges · blondes · blonds · brun · brune · brunes · douze · japonais · n' · ne · onze · parler · parlons · pas · peux · quatorze · quel · quinze · treize · venons · viennent · viens · viens · vient · âge
    30 words

    Tu viens d'Italie ?

    Bij het werkwoord venir (komen) verandert de klinker in de stam soms van e naar ie.

    onderwerp werkwoord (venir)
    je viens
    tu viens
    il / elle vient
    nous venons
    ils / elles viennent

    Tu n'es pas français !

    In het Nederlands zeggen we "Ik ben niet Italiaans." of "Hij woont niet in Amsterdam.". In het Frans heb je twee woorden nodig om niet te zeggen, ne en pas. Je plaatst de twee woorden rond het werkwoord.

    Frans Nederlands
    Je ne suis pas italien. Ik ben niet Italiaans.
    Il ne va pas à Calais. Hij gaat niet naar Calais.

    Als het werkwoord met een klinker begint, wordt ne n'.

    Frans Nederlands
    Tu n'es pas grand. Je bent niet groot.
    Il n'est pas jeune. Hij is niet jong.
  • ••• 32 Stad 2121 @ 75% 25
    aller · dangereux · derrière · deuxième · devant · dois · habiter · immeuble · important · importante · intéressant · intéressante · lieu · loin · marcher · peux · pont · première · près · route · routes · rue · rues · tourner · troisième · trouver · visiter · à droite · à gauche
    29 words

    Bijvoeglijke naamwoorden

    We hebben al geleerd dat bijvoeglijke naamwoorden veranderen afhankelijk van het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het getal (enkelvoud of meervoud).

    Hieronder zie je het patroon voor bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -eux.

    mannelijk vrouwelijk
    un pont dangereux une rue dangereuse
    des ponts dangereux des rues dangereuses

    Werkwoorden

    Onthoud dat de meeste werkwoorden die op -er eindigen hetzelfde patroon volgen. Oefenen, oefenen en nog eens oefenen dus!

    werkwoord (parler) werkwoord (écouter)
    je parle j'écoute
    tu parles tu écoutes
    il / elle parle il / elle écoute
    nous parlons nous écoutons
    ils / elles parlent ils / elles écoutent
  • ••• 32 Vrienden122 @ 75% 25
    achetez · aimez · allez · ami · amie · avez · cuisinez · dansez · ensemble · habitez · italiennes · italiens · lisez · marié · mariés · nos · notre · parlez · prenez · tous · travaillez · vos · votre · voulez · vous · étudiez · êtes
    27 words

    Jullie

    Jullie is in het Frans vous. Na vous eindigen de meeste werkwoorden op -ez.

    Frans Nederlands
    vous mangez jullie eten
    vous parlez jullie praten
    vous cuisinez jullie koken
    vous habitez jullie wonen

    Mon amie !

    We hebben al geleerd dat je ma, ta en sa gebruikt voor vrouwelijke woorden.

    Frans Nederlands
    ma femme mijn vrouw

    Als het vrouwelijke woord met een klinker begint, moet je mon, ton en son gebruiken.

    Frans Nederlands
    mon amie mijn vriendin

    Notre en votre

    Net zoals mon frère mes frères wordt in het meervoud, veranderen ook de woorden notre (ons, onze) en votre (jullie).

    Frans Nederlands
    notre fils onze zoon
    nos fils onze zonen
    votre salade jullie salade
    vos salades jullie salades
  • ••• 32 Mensen 4131 @ 75% 25
    Luxembourg · Portugal · Québec · canadien · canadienne · canadiens · danses · maintenant · pourquoi · problème · quand · que · qui · semaine · suisses · t · voulez · voyage · vraiment
    19 words

    Parles-tu français ?

    In het Frans kan je vragen vormen door gewoon een vraagteken op het einde van de zin te plaatsen in de plaats van een punt en de intonatie te veranderen.

    Frans Nederlands
    Tu parles chinois. Je spreekt Chinees.
    Tu parles chinois ? Spreek je Chinees?

    Je kan ook de woorden omdraaien en het werkwoord vooraan in de zin plaatsen. Vergeet niet om dan een koppelteken (-) tussen het werkwoord en het onderwerp te plaatsen!

    Frans Nederlands
    Tu parles chinois. Je spreekt Chinees.
    Parles-tu chinois ? Spreek je Chinees?
    Vous habitez au Québec. Jullie wonen in Quebec.
    Habitez-vous au Québec ? Wonen jullie in Quebec?

    Als de laatste letter van het werkwoord en de eerste letter van het onderwerp allebei een klinker zijn, plaats je er een -t- tussen.

    Frans Nederlands
    Il parle allemand. Hij spreekt Duits.
    Parle-t-il allemand ? Spreekt hij Duits?
    Elle habite aux Pays-Bas. Ze woont in Nederland.
    Habite-t-elle aux Pays-Bas ? Woont ze in Nederland?

    Vragen

    Sommige vragen vragen naar meer informatie dan gewoon een oui of non. Voor deze vragen begin je best met het vraagwoord, en gebruik je dan de omgekeerde volgorde die je hierboven geleerd hebt.

    Frans Nederlands
    est-elle ? Waar is ze?
    Quand travailles-tu ? Wanneer werk je?

    Hoe vaak?

    In het Frans komen woorden zoals "vaak", "elke dag", enzovoort meestal helemaal aan het begin van de zin of meteen na het werkwoord.

    Frans Nederlands
    Chaque vendredi, nous mangeons ici. Elke vrijdag eten we hier.
    Je vais souvent au musée. Ik ga vaak naar het museum.
  • ••• 32 Thuis 2132 @ 75% 25
    avant · beaucoup de · chambre · chambres · chez · cuisine · de · devez · frigo · heures · horloge · lait · midi · minuit · placards · rentre · rentrer · salle de bains · sel · sors · sortir · sucre · tard · trop de · tôt · un peu de
    26 words

    Hoe laat is het?

    Als je wil zeggen hoe laat het is, begin je in het Frans je zin met il est.

    Frans Nederlands
    Il est cinq heures. Het is vijf uur.
    Il est trois heures et quart. Het is kwart over drie.
  • ••• 32 Reizen 3141 @ 75% 25
    Afrique · Canada · attendre · bagages · boire · de rien · destination · excusez · madame · mademoiselle · manger · monsieur · nationalité · nom · pouvez · prénom · quel · quelle · quelque chose · question · retard · sais · venez · vol · voyagez
    25 words

    Goedenavond, mevrouw!

    Tu (jij/je) gebruik je bij vrienden, familie en kinderen. Vous gebruik je voor meerdere personen (jullie), maar ook in formele situaties als je beleefd wil zijn (u). Bij volwassenen die je niet kent gebruik je dus best vous.

    Frans Nederlands
    Tu aimes le vin ? Vind je de wijn lekker?
    Madame, voyagez-vous avec votre fille ? Mevrouw, reist u met uw dochter?
    Monsieur, voulez-vous du café ? Meneer, wilt u koffie?

    Welke welke is welke?

    Om een vraag met welke te stellen, gebruik je quel voor mannelijke woorden en quelle voor vrouwelijke.

    Frans Nederlands
    Quel train va à Paris ? Welke trein gaat naar Parijs?
    Quelle voiture as-tu ? Welke auto heb je?

    Quel en quelle kunnen ook wat betekenen als er geen zelfstandig naamwoord na komt. Je gebruikt quel en quelle in de plaats van que als je al weet waar het specifiek over gaat.

    Frans Nederlands
    Quelle est votre profession ? Wat is uw beroep?
    Quelle est la nationalité de Paul ? Wat is de nationaliteit van Paul?
  • ••• 32 Activiteiten 2151 @ 75% 25
    chante · chante · chanter · chantes · danse · danser · dessiner · dessines · dessinez · marche · marches · nage · nagent · nageons · nager · visitent · visitez · écoute · écouter · écoutes · étudier · étudions
    22 words

    Geen stilte meer!

    Veel medeklinkers worden niet uitgesproken als ze op het einde van een Frans woord staan. Als het volgende woord met een klinker of met een klankloze h begint, wordt de medeklinker wel uitgesproken!

    Frans Uitspraak
    grand d wordt niet uitgesproken
    grand arbre d wordt wel uitgesproken
    les s wordt niet uitgesproken
    les enfants s wordt wel (als z) uitgesproken

    Er zijn wel uitzonderingen, zo wordt de t in et nooit uitgesproken.

    Frans Uitspraak
    un homme et une femme t wordt niet uitgesproken
    Je pars et il arrive. t wordt niet uitgesproken
  • ••• 32 Ontbijt152 @ 75% 25
    adore · adore · adorent · beurre · bois · bois · boit · brioche · confiture · céréales · de l' · de la · du · déteste · détestes · miel · minérale · prendre · préfère · préfères · yaourts
    21 words

    Du thé ou du café ?

    Sommige zelfstandige naamwoorden zijn ontelbaar - normaal plaats je er geen getal voor. Meestal zeg je "Ik wil honing.", en niet "Ik wil een honing."

    In het Frans gebruik je bij deze woorden du, de la, de l' of des!

    Frans Nederlands
    Il boit du vin. Hij drinkt wijn.
    J'achète des pâtes. Ik koop pasta.
    Elle veut de l'eau. Ze wil water.

    J'adore le chocolat !

    Na aimer, adorer, préférer en détester (werkwoorden die te maken hebben met iets wel of niet leuk vinden) gebruik je altijd le, la, l' of les.

    Frans Nederlands
    Il adore le chocolat. Hij is dol op chocolade.
    Je déteste le miel. Ik haat honing.
  • ••• 32 Vakantie161 @ 100% 0
    année · cet · demain · elle · elles · eux · faire · février · hiver · janvier · lui · mois · montagne · nous · partir · passer · photo · plongée · prochain · prochaine · rester · ski · temps · va · vais · vas · voir · vont · week-end · été
    30 words

    Cet

    Als een woord met een klinker of een (klankloze) h begint, veranderdt ce in cet.

    Frans Nederlands
    ce garçon deze jongen
    cet é deze zomer
    cet homme deze man

    Wat ga je dit weekend doen?

    Om te zeggen dat je iets gaat doen, gebruik je een vorm van aller met een infinitief!

    Frans Nederlands
    Je vais voyager. Ik ga reizen.
    Nous n'allons pas partir. We gaan niet vertrekken.
    Tu vas visiter Paris ? Ga je Parijs bezoeken?

    Avec toi ❤️

    Vergeet niet dat je na voorzetsels als avec of de de vormen moi, toi, etc. moet gebruiken!

    Frans Nederlands
    Tu voyages avec moi ? Reis je met mij?

    Hieronder zie je hoe die vormen eruit zien:

    Onderwerp Tonique
    je moi
    tu toi
    il lui
    elle elle
    nous nous
    vous vous
    ils eux
    elles elles
  • ••• 32 School162 @ 75% 25
    apprend · apprendre · apprends · apprends · apprenez · apprennent · apprenons · cartable · comprend · comprendre · comprends · comprenez · comprennent · comprenons · cours · dictionnaire · dictionnaires · difficile · difficiles · est-ce qu' · est-ce que · examen · examens · lentement · leçon · leçons · matière · plus · qu' · sac à dos · sacs à dos · salle de classe · septembre · tout · élèves
    35 words

    Je ne comprends pas !

    Alle werkwoorden die eindigen op -prendre (bv. apprendre, comprendre) gebruiken hetzelfde patroon uitgangen. We gebruiken prendre (nemen) als voorbeeld.

    onderwerp werkwoord
    je prends
    tu prends
    il / elle prend
    nous prenons
    vous prenez
    ils / elles prennent

    Est-ce que

    In het Frans kan je al ja-neevragen vragen vormen met intonatie (Tu veux du lait ?) en inversie (Veux-tu du lait ?). Je kan zo'n vraag ook laten beginnen met est-ce que.

    Frans Nederlands
    Est-ce que tu veux du lait ? Wil je melk?
    Est-ce qu'Anne comprend ? Begrijpt Anne het?
  • ••• 32 Op Het Werk 2171 @ 50% 50
    avril · besoin · choisir · choisis · choisissent · choisissez · choisissons · choisit · date · dates · dix-huit · dix-neuf · dix-sept · finir · finis · finis · finissent · finissez · finissons · finit · idée · idées · leur · leurs · mars · projet · projets · quelle · quoi · réunion · salle · salles · seize
    33 words

    J'ai besoin de café !

    Gebruik J'ai besoin de... om Ik heb ... nodig te zeggen.

    Nederlands Frans
    J'ai besoin de toi. Ik heb je nodig.
    J'ai besoin d'un stylo. Ik heb een balpen nodig.

    Finir

    Veel werkwoorden die op -ir eindigen volgen een gelijkaardig patroon. Laten we even naar finir kijken.

    onderwerp werkwoord (finir)
    je finis
    tu finis
    il / elle finit
    nous finissons
    vous finissez
    ils / elles finissent

    Leur vs. leurs

    In het Nederlands zeggen we "hun stoel" of "hun stoelen" - hun blijft hetzelfde - maar in het Frans wordt er een -s toegvoegd aan leur als het woord in het meervoud staat!

    enkelvoud meervoud
    leur collègue leurs collègues
    leur idée leurs idées
  • ••• 32 Hotel172 @ 50% 50
    adresse · animaux · billets · compris · de · double · douche · génial · géniaux · interdits · journaux · juillet · juin · lits · mai · mot de passe · non-fumeurs · nuits · propre · réception · réserve · réserver · réserves · réservons · serviette · serviettes · simple · télévision · voici · wi-fi
    30 words

    Bijvoeglijke naamwoorden

    We hebben geleerd dat Franse bijvoeglijke naamwoorden gewoonlijk na het zelfstandig naamwoord komen. In sommige gevallen komt het bijvoeglijk naamwoord wel voor het zelfstandig naamwoord te staan.

    Deze woorden hebben meestal te maken met:

    • schoonheid

    • leeftijd

    • goedheid

    • grootte

    Frans Nederlands
    C'est une nouvelle boulangerie. Het is een nieuwe bakkerij.
    Ils ont de très bons croissants. Ze hebben heel goede croissants.
    C'est un petit hôtel. Het is een klein hotel.

    Combien de ?

    Gebruik combien de... om Hoeveel... ? te vragen.

    Frans Nederlands
    Combien de journaux voulez-vous ? Hoeveel kranten willen jullie?
    Vous voulez rester combien de nuits ? Hoeveel nachten willen jullie blijven?

    Getallen

    De getallen 17 t.e.m. 19 worden gevormd door een combinatie van andere getallen. 10 (dix) en 7 (sept) worden samen 17 (dix-sept) !

    getal Frans
    10 dix
    11 onze
    12 douze
    13 treize
    14 quatorze
    15 quinze
    16 seize
    17 dix-sept
    18 dix-huit
    19 dix-neuf
    20 vingt

    Clé & Clef

    Het woord voor sleutel kan op twee manieren gespeld worden. Clef is de oudste spelling en clé een nieuwere die dichter bij de uitspraak ligt, maar ze zijn allebei even correct en worden hetzelfde uitgesproken.

  • ••• 32 Routine181 @ 75% 25
    bain · brosse · brosses · cheveux · couche · couchent · d'habitude · demie · dent · dents · en général · fais · faites · habille · habilles · m' · me · miroir · préparez · quart · regardes · réveille · réveille · s' · se · sport · t' · te · toujours · vite · vous
    31 words

    Wat doe je?

    Om "Wat doe je?" te vragen, kan je Que fais-tu ? zeggen, of als je heel informeel wil zijn, Tu fais quoi ?

    Frans Nederlands
    Tu fais quoi aujourd'hui ? Wat doe je vandaag?
    Que fais-tu ce matin ? Wat doe je deze ochtend?

    Je me réveille toujours tard !

    Herinner je je nog die m' in zinnen zoals "Je m'appelle Charlotte ?" Letterlijk betekent het iets als "Ik noem mezelf Charlotte."

    onderwerp wederkerend
    je me
    tu te
    il / elle se
    nous nous
    vous vous
    ils /elles se

    Veel Franse werkwoorden hebben wederkerende voornaamworden zoals me en te, soms zelfs bij werkwoorden waar we ze in het Nederlands niet gebruiken!

    Frans Nederlands
    Elle s'habille. Ze kleed zich aan.
    Ils se préparent vite. Ze maken zich snel klaar.
    Tu te laves. Je wast je.
    Il se couche tard. Hij gaat laat slapen.
    Je me réveille tôt. Ik sta vroeg op.

    Elle se brosse les cheveux.

    In het Nederlands zeggen we "Hij poetst zijn tanden." of "Ik was mijn gezicht.", maar in het Frans gebruik je normaal le, la, l' of les in plaats van mijn of zijn voor lichaamsdelen.

    Frans Nederlands
    Elle se brosse les cheveux. Ze borstelt haar haar.
    Je me brosse les dents. Ik poets mijn tanden.
  • ••• 32 Weer182 @ 50% 50
    Royaume-Uni · août · automne · beau · bleu · chaud · ciel · dehors · décembre · faire · fait · froid · gris · journée · mais · neige · neiger · novembre · nuages · octobre · pleut · pleuvoir · pluie · printemps · saison · saisons · soleil · toute · trop · vent
    30 words

    Quel temps fait-il ?

    Als we in het Nederlands over het weer praten, beginnen we veel zinnen met het. In het Frans beginnen veel uitdrukkingen die met het weer te maken hebben met il!

    Frans Nederlands
    Il fait chaud. Het is warm.
    Il fait beau. Het is mooi weer.
    Il neige. Het sneeuwt.
    Il pleut. Het regent.

    En avril

    Als je wil zeggen in welke maand of seizoen iets gebeurt, gebruik je en!

    Frans Nederlands
    Je voyage en avril. Ik reis in april.
    En août, il fait chaud. In augustus is het warm.
    En automne, il fait froid. In de herfst is het koud.

    Een uitzondering is printemps (lente)!

    Frans Nederlands
    Il pleut au printemps. Het regent in de lente.

    Smoesjes!

    In het Nederlands zeggen we "Het is te koud om te zwemmen." In het Frans gebruiken we in zo'n zinnen pour.

    Frans Nederlands
    Il fait trop froid pour nager. Het is te koud om te zwemmen.
    Il y a trop de vent pour sortir. Er is te veel wind om uit te gaan.
  • ••• 32 Mensen 5183 @ 50% 50
    avant · bouche · bras · couleur · courtes · droit · droite · gauche · gauches · jambe · jambes · main · mains · maman · mince · minces · moins · nez · oreille · oreilles · papa · pied · qu' · que · sympa · sympas · vieille · vieilles · vieux · visage · yeux · œil
    32 words

    Ik ben groter!

    Als we in het Nederlands twee dingen of mensen willen vergelijken, gebruiken we woorden als groter of kleiner. In het Frans plaats je gewoon plus (of moins!) voor het bijvoeglijk naamwoord.

    Frans Nederlands
    Ma fille est plus jeune que toi. Mijn dochter is jonger dan jij.
    Ma fille est moins vielle que toi. Mijn dochter is minder oud dan jij.
  • ••• 32 Voelen191 @ 50% 50
    assez · avoir · bois · dormez · dormir · dors · faim · fais · fatigué · fatiguée · fatiguées · fatigués · mal · malade · malades · moins de · parce qu' · parce que · plus de · sens · sent · sentent · sentez · sentons · soif · sommeil · sors · stressé · stressée · stressés · triste · tristes
    32 words

    Waarom? Parce que...

    Omdat is in het Frans parce que. Als er een klinker (of een stille h) volgt op de que, wordt het parce qu'.

    Frans Nederlands
    Je suis fatiguée parce que je dors mal. Ik ben moe omdat ik slecht slaap.
    Il est stressé parce qu'il a beaucoup de travail. Hij is gestrest omdat hij veel werk heeft.

    Fais plus de sport !

    Bevelen aan één persoon vorm je door de je-vorm van een werkwoord te nemen.

    Frans Nederlands
    Je fais du sport. Ik sport.
    Fais plus de sport, Louis ! Sport meer, Louis!
  • ••• 32 Boodschappen192 @ 50% 50
    acheter · achetons · biscuits · courses · d' · environ · faisons · gazeuse · là · là-bas · marché · nourriture · pommes de terre · préfèrent · préférez · préférons · quarante · riz · trente · vingt · œufs
    21 words

    Je suis végétarienne !

    In een negatieve zin (dus, een zin met ne... pas) worden du, de la en des gewoon de of d'.

    Frans Nederlands
    Je mange de la viande. Ik eet vlees.
    Je ne mange pas de viande. Ik eet geen vlees.
    Je mange des œufs. Ik eet eieren.
    Je ne mange pas d'œufs. Ik eet geen eieren.

    Où sont-ils ?

    Zoek je iets? Onthoud dat de de in près de samensmelt met le en les!

    Frans Nederlands
    Les fruits sont près des légumes. Het fruit ligt dicht bij de groenten.
    La pomme est près des céréales. De appel is dicht bij de ontbijtgranen.

    Là-bas !

    In het Frans kan (daar) heel dicht of heel ver zijn, maar met là-bas (daarginds/daar) benadruk je dat iets niet dicht bij jou is.

    Frans Nederlands
    Les tomates sont . De tomaten liggen daar.
    Les pommes de terre sont là-bas. De aardappelen liggen daarginds. (verder dan de tomaten)
  • ••• 32 Winkelen 2201 @ 50% 50
    aussi · beau · beaux · bel · belle · belles · botte · bottes · celle · celles · celui · ceux · chapeau · chapeaux · chemise · chemises · ci · jaune · jaunes · lunettes · manteau · manteaux · marron · même · mêmes · noir · noire · noires · noirs · nouveau · nouveaux · nouvel · nouvelle · nouvelles · orange
    35 words

    X

    Als een woord op -eau eindigt, wordt het meervoud gevormd door er een x aan toe te voegen (in plaats van een s!).

    Frans Nederlands
    le beau manteau de mooie jas
    les beaux manteaux de mooie jassen

    Celui-ci ou celui-là ?

    Ik wil dit hier! Ik wil die daar! Het woord dat je in deze zinnen gebruikt in het Frans verandert naargelang het geslacht en getal van het woord waarnaar het verwijst.

    mannelijk vrouwelijk
    enkelvoud celui-ci, celui-là celle-ci, celle-là
    meervoud ceux-ci, ceux-là celles-ci, celles-là
  • ••• 32 Stad 3202 @ 50% 50
    Champs-Élysées · Eiffel · Louvre · Versailles · célèbre · célèbres · droit · entre · prenez · puis · reste · restes · restez · tour · tourne · tournes · tournez · tournons · tout · va · à côté · à pied
    22 words

    Attention !

    Als je iemand iets wil laten doen gebruik je de gebiedende wijs (ook wel imperatief genoemd). Voor -er werkwoorden (marcher, tourner...) neem je de je-vorm.

    Frans Nederlands
    Ne reste pas ici ! Blijf hier niet!

    Als je tegen meer dan één persoon praat, of beleefd wil zijn, gebruik je de vous-vorm.

    Frans Nederlands
    Restez dans la voiture ! Blijf in de auto!

    Quel beau bébé !

    Als je onder de indruk bent van iets, kan je in het Frans dingen als "Quel beau musée !" of "Quelle belle maison !" zeggen.

    Frans Nederlands
    Quel gentil chien ! Wat een lieve hond!
    Quelle belle maison ! Wat een mooi huis!
  • ••• 32 Routine 2211 @ 50% 50
    adulte · adultes · brosser · coiffe · coiffer · coiffes · coiffez · coucher · devons · dis · disent · dit · dites · doit · doivent · fait · font · lever · lit · lèves · moins · peut · promener · promenons · promènent · préparer · réveiller
    27 words

    Qu'est-ce que tu fais ?

    Dit is een belangrijke zin als je een nieuwsgierig persoon bent! Een veelvoorkomende manier om vragen te stellen die met Wat...? beginnen, is Qu'est-ce que...?.

    Frans Nederlands
    Qu'est-ce que tu aimes ? Wat vind je leuk?
    Qu'est-ce que vous faites le samedi ? Wat doen jullie op zaterdag?
    Qu'est-ce qu'il lit ? Wat leest hij?

    Dat is niet faire!

    Het werkwoord faire is ietsje anders dan de andere werkwoorden die op -re eindigen. Let vooral op de vous-vorm en de ils/elles-vorm.

    Lire (lezen) Faire (doen/maken)
    je lis je fais
    tu lis tu fais
    il / elle lit il / elle fait
    nous lisons nous faisons
    vous lisez vous faites
    ils / elles lisent ils / elles font

    Tu ne te lèves pas ?

    Als je ne... pas (niet) wil gebruiken in een zin met me, te, etc., zorg er dan voor dat de ne voor de me/te/... komt, en de pas na het werkwoord.

    Frans Nederlands
    Tu ne te lèves pas tard. Je staat niet laat op.
    Je ne me couche pas tôt. Ik ga niet vroeg slapen.
    Nous ne nous réveillons pas avant sept heures. We worden niet voor zeven uur wakker.
  • ••• 32 Vrije Tijd221 @ 75% 25
    aimerais · apporte · apporter · apportez · apportons · basket · bibliothèque · bibliothèques · copain · copains · copine · copines · football · fête · guitare · inviter · jamais · jouer · librairie · match · occupé · occupées · peindre · peuvent · piano · pique-nique · plus · pouvons · rien · sais · savoir · si · tennis · tout le monde · violon · vois
    36 words

    Jouer (spelen)

    Als je een instrument speelt, gebruik je in het Frans jouer de.

    Frans Nederlands
    Tu joues de la guitare ? Speel je gitaar?
    Je joue du piano. Ik speel piano.

    Als je een sport doet, gebruik je jouer à.

    Frans Nederlands
    Nous jouons au football. We spelen voetbal.
    Il aime jouer au basket. Hij speelt graag basketbal.

    Je ne t'aime plus.

    Het woord pas in ne... pas kan vervangen worden door jamais, rien of plus.

    Frans Nederlands
    Tu ne manges pas. Je eet niet.
    Tu ne manges rien. Je eet niets.
    Tu ne manges jamais. Je eet nooit.
    Tu ne manges plus. Je eet niet meer.
  • ••• 32 Mening222 @ 75% 25
    actrices · algérien · algérienne · connais · connaissent · connaissez · connaissons · connaît · d'accord · du tout · film · films · genre · groupe · géniales · japonais · japonaise · japonaises · marocain · meilleur · meilleure · meilleures · meilleurs · préféré · préférée · qu' · que · raison · super · série · séries · sûr · sûre · sûrs · tableau · tort · tunisien · tunisienne
    38 words

    Ik kan Frans spreken!

    Het werkwoord savoir betekent in de eerste plaats weten.

    Frans Nederlands
    Je ne sais pas ! Ik weet het niet!
    Il ne sait pas si elle vient. Hij weet niet of ze komt.

    Daarnaast kan het ook kunnen betekenen. Je gebruikt het voor vaardigheden die je hebt moeten leren.

    Frans Nederlands
    Je sais parler espagnol. Ik kan Spaans praten.
    Je sais nager. Ik kan zwemmen.

    Hieronder vind je nog eens de vervoeging van savoir (weten) en connaître (kennen), twee onregelmatige werkwoorden.

    savoir (weten) connaître (kennen)
    je sais je connais
    tu sais tu connais
    il/elle sait il/elle connaît
    nous savons nous connaissons
    vous savez vous connaissez
    ils/elles savent ils/elles connaissent

    Je pense que tu as raison !

    Om je mening uit te drukken kan je in het Frans je pense que... (ik denk dat, ik vind dat) gebruiken. De woordvolgorde na que blijft hetzelfde als in een normale zin.

    Frans Nederlands
    Je pense que ce film est intéressant. Ik denk dat deze film interessant is. (= Ik vind deze film interessant.)
    Ils pensent que ce film est meilleur. Ze denken dat deze film beter is. (= Ze vinden deze film beter.)
  • ••• 32 Vrienden 2231 @ 75% 25
    Allemagne · Australie · anniversaire · appeler · appelez · appelles · invite · invitent · invites · m' · on · petit ami · petite amie · rencontrer · sait · savent · savez · savons · venez · viens · vous · voyez · voyons
    23 words

    Tu me comprends ?

    In het Nederlands komen woorden als mij normaal gezien na het werkwoord (vb. Hij kent mij.), maar in het Frans komen ze voor het werkwoord!

    Frans Nederlands
    Elle me voit. Ze ziet mij.
    Elle te voit. Ze ziet jou.
    Elle nous voit. Ze ziet ons.
    Elle vous voit. Ze ziet u/jullie.

    On adore la musique !

    On is een speciaal woord - het kan, afhankelijk van de context, een paar verschillende betekenissen krijgen. Na on wordt altijd de il/elle-vorm van het werkwoord gebruikt.

    1. Algemene uitspraken. In het Nederlands gebruiken we in die gevallen ze, je of men.

    Frans | Nederlands On pense que la terre est ronde. | Men denkt dat de aarde rond is.

    1. Een andere manier om we te zeggen.
    Frans Nederlands
    On voyage ensemble. We reizen samen.

    Je sais que c'est ton anniversaire !

    In het Nederlands zouden we "Ik weet niet waar het hotel is." zeggen. De Franse vertaling lijkt hier goed op, maar het werkwoord komt meteen na woorden als waar, wanneer, etc.

    Vous savez où est l'hôtel ? | Weet u waar het hotel is? Nous savons quand part le train ? | Weten we wanneer de trein vertrekt?

  • ••• 32 Natuur232 @ 50% 50
    attraper · bateau · bateaux · bruit · campagne · chantent · chevaux · chouettes · cochons · entendre · gros · lapins · oiseau · oiseaux · parcs · pêcher · rapide · rivière · souris · village · villages · week-ends
    22 words

    Het kleinst

    Om te zeggen dat iets het kleinst of het mooist is, moet je rekening houden met het geslacht van het ding. Gebruik le plus, la plus, of les plus voor een bijvoeglijk naamwoord.

    Frans Nederlands
    C'est le plus petit chien. Het is de kleinste hond.
    C'est la plus belle femme du monde. Het is de mooiste vrouw ter wereld.
    Ces chiens sont les plus rapides. Deze honden zijn het snelst.
  • ••• 32 Familie 3241 @ 75% 25
    cadeau · cadeaux · cent · cinquante · grand frère · grande sœur · grands-parents · nous appelons · oncle · ouvrez · ouvrir · passe · passez · petit frère · petite sœur · petite-fille · petits-enfants · petits-fils · quatre-vingt · quatre-vingts · regarder · ressemble · ressemblent · ressemblez · s'appellent · soixante · tante · vous appelez
    28 words
  • ••• 32 School 2242 @ 75% 25
    adorer · adores · aide · aider · aidons · cahier · cahiers · classe · crayon · crayons · devoirs · dire · disons · l' · la · langue · langues · le · les · lycée · mot · mots · papier · phrase · phrases · quelques · trouve · trouvent · trouvons · utiliser · utilisez · écrivons
    32 words
  • ••• 32 Eten 2243 @ 75% 25
    aimer · assiette · assiettes · aucun · aucune · boissons · boivent · boulangeries · buvons · chaudes · chocolats · couteau · couteaux · cuisiner · cuisinons · en train · encore · fourchette · fourchettes · froids · gâteaux · limonade · mangez · sans · tout · toutes
    26 words
  • ••• 23 Routine 3251 @ 75% 25
    après-midis · attendent · attendez · attendons · ceci · cela · conduire · conduis · conduisez · d'abord · ensuite · ferme · fermer · fermons · informations · jusqu' · jusque · lave · lave · laver · laves · met · mets · mettent · mettez · mettons · mettre · rentres · sort · sortent · sortez · sortons
    32 words
  • ••• 23 Reizen 4261 @ 75% 25
    Chine · africaine · africaines · africains · avions · bien sûr · changer · cherche · cherchent · chercher · cherchez · châteaux · connaître · coûter · entier · européen · européens · hôtels · lieux · monde · pardon · part · partez · partons · passeports · photo · taxis · ticket · tickets · valises · voilà · vouloir · vérifier
    33 words
  • ••• 23 Gezondheid262 @ 100% 0
    arrêter · asseyez · assieds · buvez · corps · couchez · courent · courez · courir · courons · cours · crois · croit · dos · faut · fumer · hôpitaux · inquiets · inquiète · inquiètes · lève · mal · mieux · sentir · tête
    25 words
  • ••• 23 Wonen271 @ 100% 0
    appartements · argent · autre · autres · centime · centimes · cents · cinquième · dollar · dollars · huitième · maisons · mille · million · millions · murs · neuvième · payer · premier · préférer · quatrième · septième · seulement · sixième · étage
    25 words
  • ••• 32 Op Het Werk 3281 @ 100% 0
    arriver · attend · attends · chose · choses · commencer · commençons · conversation · conversations · demande · demandent · demander · donne · donnent · donner · donnons · enchantée · entreprises · envoie · envoient · envoies · envoyer · envoyez · envoyons · minute · minutes · pars · partent · répond · répondre · réponds · réponse · venons · viens · écrire · écrivez
    36 words
  • ••• 32 Herinneringen282 @ 100% 0
    aimais · années · avais · avais · avait · barbe · différente · différents · habitais · montre · montrent · montrer · montrez · quand · simple · souvenez · souvenir · souvenir · souvenirs · souvenons · souviens · travaillais · vie · vies · voulais · voulait · étais · était · étudiais · être
    30 words
  • ••• 32 Ontspanning291 @ 75% 25
    Notre-Dame · Noël · Pâques · avait · ballon · faisait · férié · gens · heureux · hier · poupées
    11 words
  • ••• 32 Thuis 3292 @ 50% 50
    bientôt · boîte · boîtes · canapé · canapés · conduisons · conduit · dansent · dansons · dort · entend · entendent · entendez · nagez · nettoie · nettoient · nettoies · nettoyer · oublier · piscine · répondent · répondez · répondons · sol · sous · voient · voit
    27 words
  • ••• 32 Reizen 5301 @ 75% 25
    au-dessus · aéroports · bas · conduisent · degré · degrés · dixième · dorment · dormons · ennuyeux · entendons · gares · haut · longtemps · montre · par exemple · pars · partie · parties · possible · tee-shirts · zéro
    22 words
  • ••• 32 Stad 4311 @ 50% 50
    Bruges · Gand · bizarre · bizarres · descend · descendent · descendez · descendons · descendre · descends · escalier · escaliers · immédiatement · quelqu'un · rapidement · rez-de-chaussée · vend · vendent · vendez · vendons · vendre · vends
    22 words
  • ••• 32 Weekend312 @ 50% 50
    Loire · autour · carte · chanson · chansons · excellent · excellente · excellentes · fleuve · fleuves · lac · long · mer · moment · pendant · pâtes
    16 words
  • ••• 32 Werk 4321 @ 25% 75
    agréable · agréables · chanteuse · congolais · congolaise · danseur · danseuse · indien · indienne · ingénieurs · opéra · opéras · paresseuse · paresseuses · paresseux · photographes · polonais · polonaise · responsables · russe · timide · timides
    22 words
  • ••• 32 School 3322 @ 25% 75
    activités · biologie · chimie · début · exercice · exercices · grammaire · grâce · géographie · histoire · manuel · manuels · mathématiques · physique · prof · semestre · vocabulaire · étagère · étagères
    19 words
  • ••• 32 Familie 4323 @ 50% 50
    bijou · bijoux · devenez · devenir · devenons · deviennent · deviens · devient · malheureusement · mamie · papy · revenez · revenir · revenons · reviennent · reviens · revient · tout de suite
    18 words
  • ••• 32 Parijs331 @ 25% 75
    Montmartre · Quartier latin · Sacré-Cœur · Seine · arrondissement · arrondissements · au bout · capitales · cathédrale · cathédrales · centre-ville · est · guide · guides · hôtel de ville · kilomètre · kilomètres · monument · monuments · mètres · nord · office · ouest · place · plan · poste · quartier · retourne · retourner · retournons · sud · tellement · timbre · tourisme · traverse · traverser · voudrions
    37 words
Cached // 2023-05-030.054

Basis 1 1 · 2020-09-30 ^

Welkom en bienvenue!

Wist je al dat Frans een officiële taal is in wel 29 verschillende landen? Laten we beginnen met de basis. Welkom en bienvenue (welkom in het Frans)!

Geslacht

Franse zelfstandige naamwoorden hebben een geslacht. Er zijn mannelijke en vrouwelijke woorden. Mannelijke woorden gebruiken un, vrouwelijke une.

Frans Nederlands
un garçon een jongen
une fille een meisje
un homme een man
une femme een vrouw
un chien een hond
une pizza een pizza

Ik denk, dus...

In het Nederlands zeggen we ik ben en jij bent. In het Frans ziet dat er als volgt uit!

onderwerp werkwoord (être)
je (ik) suis (ben)
tu (jij) es (bent)
il/elle (hij/zij) est (is)

Bonjour ! 1 · 2020-09-30 ^

Hallo!

Net als in het Nederlands hangen sommige begroetingen af van het tijdstip. 's Morgens en 's middags zeg je bonjour, maar 's avonds zeg je bonsoir.

Frans Nederlands
Bonjour ! Goeiemorgen! Goeiedag!
Bonsoir ! Goedenavond!

Tegen vrienden kan je ook salut zeggen. Salut kan je gebruiken om hoi te zeggen, maar ook als je weggaat.

Frans Nederlands
Salut ! Hoi! / Doei!

Accenten

Een accent op een letter zorgt ervoor dat de letter anders wordt uitgesproken.

Frans Uitspraak
je doffe e, de e in "ze"
é lange ee als in geen
è e als in erg / ai als in het Engelse air

Als de laatste letter van een woord een e (zonder accent!) is, wordt die meestal niet uitgesproken.

Frans Uitspraak
bonne "bon"

Basis 2 1 · 2020-09-30 ^

Werkwoorden

In het Nederlands veranderen werkwoorden vaak - ik werk, hij werkt, wij werken. In het Frans gebeurt dit ook, maar iets meer dan in het Nederlands.

onderwerp werkwoord (parler)
je parle
tu parles
il / elle parle

Let op! De -s in parles wordt niet uitgesproken, dus al deze vormen worden op dezelfde manier uitgesproken.


Geslacht

In het Frans veranderen bijvoeglijke naamwoorden afhankelijk van het geslacht. Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -e.

Frans Nederlands
Julien est français. Julien is Frans.
Marie est française. Marie is Frans.
Il est néerlandais. Hij is Nederlands.
Elle est néerlandaise. Ze is Nederlands.

De extra -e op het einde kan de uitspraak wat veranderen, dus luister goed!

Mensen 1 · 2020-09-30 ^

J'habite à Paris !

In het Frans zijn er twee woorden voor in. Voor steden gebruik je à, en voor veel landen gebruik je en.

Frans Nederlands
J'habite à Paris. Ik woon in Parijs.
J'habite à Bruxelles. Ik woon in Brussel
J'habite en France. Ik woon in Frankrijk.
J'habite en Belgique. Ik woon in België.

Familie 1 · 2020-09-30 ^

Ma famille !

In het Nederlands zeggen we "mijn moeder" en "mijn vader". In het Frans wordt dat "ma mère" en "mon père", omdat woorden zoals "mijn" en "jouw" veranderen afhankelijk van het geslacht van het woord dat erop volgt.

mannelijk vrouwelijk
mon père (mijn vader) ma mère (mijn moeder)
ton frère (jouw broer) ta sœur (jouw zus)
son fils (zijn/haar zoon) sa fille (zijn/haar dochter)

Fille

Fille kan zowel meisje als dochter betekenen. Let op de context van de zin om te weten wat het woord betekent.

Frans Nederlands
C'est une fille. Het is een meisje.
C'est la fille de Julia. Het is de dochter van Julia.
C'est la fille d'Anna. Het is de dochter van Anna.
C'est ma fille. Het is mijn dochter.

De wordt d' als het volgende woord met een klinker begint.

Reizen 1 · 2020-09-30 ^

Le, la of l'?

Le gebruik je voor mannelijke woorden.

Frans Nederlands
le garçon de jongen

La gebruik je voor vrouwelijke woorden.

Frans Nederlands
la femme de vrouw

Als een woord met een klinker begint of met een h die je niet uitspreekt, gebruik je l' in de plaats van le of la.

Frans Nederlands
l'homme de man

Tu as un passeport ?

De meeste Franse werkwoorden veranderen op een regelmatige manier, maar sommige werkwoorden doen gewoon hun eigen ding en zijn onregelmatig.

onderwerp werkwoord (aller)
je (ik) vais (ga)
tu (jij) vas (gaat)
il (hij) / elle (zij) va (gaat)

Als het werkwoord met een klinker begint, verander je je naar j'.

onderwerp werkwoord (avoir)
j' (ik) ai (heb)
tu (jij) as (hebt)
il (hij) / elle (zij) a (heeft)

G

De uitspraak van de g verandert als er een e, i of n op volgt.

Frans uitspraak
gants [g] als in "goal"
mange [zj] als in giraf
giraffe [zj] als in giraf
compagne [nj] als in oranje

Activiteiten 1 · 2020-09-30 ^

Nous

Na nous (wij) eindigen werkwoorden normaal op -ons.

Frans Nederlands
nous voulons we willen
nous avons we hebben
nous habitons we wonen

Willen

onderwerp werkwoord (vouloir)
je (ik) veux (wil)
tu (jij) veux (wil)
il (hij) / elle (zij) veut (wil)
nous (wij) voulons (willen)

Bij "veux" en "veut" wordt de laatste letter (x en t) niet uitgesproken, ze klinken dus hetzelfde.


Au !

In het Frans zal je nooit à met le erna zien. Een à met een le wordt altijd au.

Frans Nederlands
Tu vas au restaurant. Je gaat naar het restaurant.
Elle va au zoo. Ze gaat naar de dierentuin.

Au klinkt als een lange oo, en dus niet als -auw.

Ça va ? 2 · 2020-10-05 ^

Ça va ?

Je kan ça va vragen om te vragen hoe het gaat met iemand, en om die vraag te beantwoorden. Het werkt net iets anders dan in het Nederlands, dus hieronder zie je de letterlijke vertaling en een iets natuurlijkere vertaling.

Frans letterlijk Nederlands
Salut, ça va ? Dag, gaat het? Dag, (hoe) gaat het?
Ça va, et toi ? Het gaat, en jij? Het gaat (goed), en met jou?

Mensen 2 1 · 2020-09-30 ^

Meervoud

Om over meer dan één ding te praten in het Frans, voeg je een s toe aan het woord.

enkelvoud meervoud
un chat deux chats

Le, la en l' worden les.

enkelvoud meervoud
le garçon les garçons
la femme les femmes
l'homme les hommes

Nemen

Het werkwoord prendre (nemen) heeft een s als uitgang na je en tu.

onderwerp werkwoord (prendre)
je (ik) prends (neem)
tu (jij) prends (neemt)
il (hij) / elle (zij) prend (neemt)

Ze

Als je het over één vrouw, meisje, of ander vrouwelijk woord hebt, gebruik je elle (zij/ze).

Als je het over meer dan één persoon of ding hebt, gebruik je ils of elles (zij/ze). Elles gebruik je voor groepen die enkel uit vrouwen bestaan, ils gebruik je voor groepen die uit mannen bestaan. Bij gemengde groepen gebruik je ook ils.

Frans Nederlands
Ils sont étudiants. Ze zijn studenten.
Elles sont étudiantes. Ze zijn studentes.

Familie 2 1 · 2020-09-30 ^

Bijvoeglijke naamwoorden

Als je over een zelfstandig naamwoord in het meervoud praat, plak je ook een s aan het bijvoeglijk naamwoord!

Frans Nederlands
La femme est contente. De vrouw is blij.
Les femmes sont contentes. De vrouwen zijn blij.

J'aime mes parents !

In het Nederlands zeggen we "mijn broer" en "mijn broers". In het Frans veranderen woorden als mijn en jouw als je meer dan een broer hebt.

enkelvoud meervoud
mon frère mes frères
ta sœur tes sœurs
sa voiture ses voitures

Restaurant 1 · 2020-09-30 ^

Je voudrais un verre d'eau !

Als een woord met een klinker begint, gebruik je d' in plaats van de. Het klinkt veel beter!

Frans Nederlands
un fromage d'Italie een kaas uit Italië

Bij hoeveelheden gebruiken we de/d', terwijl we dat in het Nederlands niet doen.

Frans Nederlands
un verre d'eau een glas water
une bouteille d'eau een fles water

Stad 1 · 2020-09-30 ^

Un vélo vert !

In het Frans komen bijvoeglijke naamwoorden normaal na het zelfstandig naamwoord dat ze beschrijven. Een groene fiets wordt dus un vélo vert.

Frans Nederlands
une université française een Franse universiteit
le thé vert de groene thee
le restaurant mexicain het Mexicaanse restaurant

Où ?

Let erop dat ou (of) en (waar) op dezelfde manier uitgesproken worden.

Frans Nederlands
est le restaurant, à Paris ou à Bordeaux ? Waar is het restaurant, in Parijs of in Bordeaux?

Reizen 2 2 · 2020-11-03 ^

J'aime voyager !

Voyager, aller en manger zijn infinitieven. In het Nederlands eindigen infinitieven meestal op -en: reizen, eten, etc.


J'aime la France !

Als je in het Nederlands zegt dat "de treinen groot zijn", of dat "je van de wijn houdt", bedoel je specifieke treinen of een bepaalde wijn.

In het Frans kan je le, la en les gebruiken voor specifieke dingen, maar ook voor algemene uitspraken, waar we in het Nederlands geen de of het zouden gebruiken.

Frans Nederlands
Les trains sont grands. Treinen (in het algemeen) zijn groot. OF De treinen zijn groot.

Bij het woord dat volgt op aimer hoort er ook altijd een le, la of les.

Frans Nederlands
Tu aimes le vin ? Hou je van wijn ?

Ook landen krijgen le, la of les.

Frans Nederlands
La France est un pays. Frankrijk is een land.
Le Japon est mon pays. Japan is mijn land.

Au & Aux

We hebben al geleerd dat au een combinatie is van à en le. Als een woord in het meervoud staat, gebruiken we aux in plaats van à les.

à + le = au

à + les = aux

Frans Nederlands
Tu vas au supermarché ? Ga je naar de supermarkt?
Je vais aux États-Unis. Ik ga naar de Verenigde Staten.

Ils aiment voyager !

Als je over meer dan een persoon praat (ze/zij), eindigen werkwoorden vaak op -nt.

Frans Nederlands
Ils vont au Mexique. Ze gaan naar Mexico.
Ils veulent un taxi. Ze willen een taxi.

Thuis 1 · 2020-09-30 ^

Il y a...

Il y a kan zowel er is als er zijn betekenen.

Frans Nederlands
Il y a une fleur blanche. Er is een witte bloem.
Il y a trois arbres. Er zijn drie bomen.

Des

Un en une worden des als het over meer dan één ding hebt. In het Nederlands kunnen we gewoon "katten" zeggen, maar in het Frans moet je des chats zeggen.

enkelvoud meervoud
un arbre des arbres
une lettre des lettres

Op Het Werk 1 · 2020-09-30 ^

Tu écris une lettre ?

Let erop dat écrire (schrijven) voor sommige uitgangen een v krijgt.

onderwerp werkwoord (écrire)
j' écris
tu écris
il / elle écrit
ils / elles écrivent

Eten 1 · 2020-09-30 ^

Werkwoorden

Werkwoorden die op -er eindigen, zoals aimer en manger, volgen (ongeveer) allemaal hetzelfde patroon voor uitgangen!

onderwerp werkwoord (préparer)
je prépare
tu prépares
il / elle prépare
nous préparons
ils / elles préparent

Wat is dit?

Het woord voor deze/dit verandert in het Frans afhankelijk van het geslacht van het woord dat erop volgt.

mannelijk vrouwelijk
enkelvoud ce cette
meervoud ces ces
Frans Nederlands
ce gâteau deze taart
cette pomme deze appel
ces verres deze glazen

Gewoontes 1 · 2020-09-30 ^

Dagen van de week

Frans Nederlands
lundi maandag
mardi dinsdag
mercredi woensdag
jeudi donderdag
vendredi vrijdag
samedi zaterdag
dimanche zondag

Winkelen 1 · 2020-09-30 ^

Geslacht

Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een speciale vorm na vrouwelijke woorden.

mannelijk vrouwelijk
blanc blanche
cher chère
bon bonne
gentil gentille
Frans Nederlands
un T-shirt cher een duur T-shirt
une robe chère een dure jurk

Du & Des

Herinner je je nog dat à en le samen au worden? Het woord de kan ook gecombineerd worden met le en les om iets nieuws te vormen.

de + le = du

de + les = des

Frans Nederlands
le prix du sac de prijs van de tas
le prix des oranges de prijs van de sinaasappels

Un, deux, trois !

Ben je klaar om te leren tellen in het Frans?

Frans Nederlands
zéro 0
un 1
deux 2
trois 3
quatre 4
cinq 5
six 6
sept 7
huit 8
neuf 9
dix 10

Mensen 3 1 · 2020-09-30 ^

Tu viens d'Italie ?

Bij het werkwoord venir (komen) verandert de klinker in de stam soms van e naar ie.

onderwerp werkwoord (venir)
je viens
tu viens
il / elle vient
nous venons
ils / elles viennent

Tu n'es pas français !

In het Nederlands zeggen we "Ik ben niet Italiaans." of "Hij woont niet in Amsterdam.". In het Frans heb je twee woorden nodig om niet te zeggen, ne en pas. Je plaatst de twee woorden rond het werkwoord.

Frans Nederlands
Je ne suis pas italien. Ik ben niet Italiaans.
Il ne va pas à Calais. Hij gaat niet naar Calais.

Als het werkwoord met een klinker begint, wordt ne n'.

Frans Nederlands
Tu n'es pas grand. Je bent niet groot.
Il n'est pas jeune. Hij is niet jong.

Stad 2 1 · 2020-09-30 ^

Bijvoeglijke naamwoorden

We hebben al geleerd dat bijvoeglijke naamwoorden veranderen afhankelijk van het geslacht (mannelijk of vrouwelijk) en het getal (enkelvoud of meervoud).

Hieronder zie je het patroon voor bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -eux.

mannelijk vrouwelijk
un pont dangereux une rue dangereuse
des ponts dangereux des rues dangereuses

Werkwoorden

Onthoud dat de meeste werkwoorden die op -er eindigen hetzelfde patroon volgen. Oefenen, oefenen en nog eens oefenen dus!

werkwoord (parler) werkwoord (écouter)
je parle j'écoute
tu parles tu écoutes
il / elle parle il / elle écoute
nous parlons nous écoutons
ils / elles parlent ils / elles écoutent

Vrienden 1 · 2020-09-30 ^

Jullie

Jullie is in het Frans vous. Na vous eindigen de meeste werkwoorden op -ez.

Frans Nederlands
vous mangez jullie eten
vous parlez jullie praten
vous cuisinez jullie koken
vous habitez jullie wonen

Mon amie !

We hebben al geleerd dat je ma, ta en sa gebruikt voor vrouwelijke woorden.

Frans Nederlands
ma femme mijn vrouw

Als het vrouwelijke woord met een klinker begint, moet je mon, ton en son gebruiken.

Frans Nederlands
mon amie mijn vriendin

Notre en votre

Net zoals mon frère mes frères wordt in het meervoud, veranderen ook de woorden notre (ons, onze) en votre (jullie).

Frans Nederlands
notre fils onze zoon
nos fils onze zonen
votre salade jullie salade
vos salades jullie salades

Mensen 4 1 · 2020-09-30 ^

Parles-tu français ?

In het Frans kan je vragen vormen door gewoon een vraagteken op het einde van de zin te plaatsen in de plaats van een punt en de intonatie te veranderen.

Frans Nederlands
Tu parles chinois. Je spreekt Chinees.
Tu parles chinois ? Spreek je Chinees?

Je kan ook de woorden omdraaien en het werkwoord vooraan in de zin plaatsen. Vergeet niet om dan een koppelteken (-) tussen het werkwoord en het onderwerp te plaatsen!

Frans Nederlands
Tu parles chinois. Je spreekt Chinees.
Parles-tu chinois ? Spreek je Chinees?
Vous habitez au Québec. Jullie wonen in Quebec.
Habitez-vous au Québec ? Wonen jullie in Quebec?

Als de laatste letter van het werkwoord en de eerste letter van het onderwerp allebei een klinker zijn, plaats je er een -t- tussen.

Frans Nederlands
Il parle allemand. Hij spreekt Duits.
Parle-t-il allemand ? Spreekt hij Duits?
Elle habite aux Pays-Bas. Ze woont in Nederland.
Habite-t-elle aux Pays-Bas ? Woont ze in Nederland?

Vragen

Sommige vragen vragen naar meer informatie dan gewoon een oui of non. Voor deze vragen begin je best met het vraagwoord, en gebruik je dan de omgekeerde volgorde die je hierboven geleerd hebt.

Frans Nederlands
est-elle ? Waar is ze?
Quand travailles-tu ? Wanneer werk je?

Hoe vaak?

In het Frans komen woorden zoals "vaak", "elke dag", enzovoort meestal helemaal aan het begin van de zin of meteen na het werkwoord.

Frans Nederlands
Chaque vendredi, nous mangeons ici. Elke vrijdag eten we hier.
Je vais souvent au musée. Ik ga vaak naar het museum.

Thuis 2 1 · 2020-09-30 ^

Hoe laat is het?

Als je wil zeggen hoe laat het is, begin je in het Frans je zin met il est.

Frans Nederlands
Il est cinq heures. Het is vijf uur.
Il est trois heures et quart. Het is kwart over drie.

Reizen 3 1 · 2020-09-30 ^

Goedenavond, mevrouw!

Tu (jij/je) gebruik je bij vrienden, familie en kinderen. Vous gebruik je voor meerdere personen (jullie), maar ook in formele situaties als je beleefd wil zijn (u). Bij volwassenen die je niet kent gebruik je dus best vous.

Frans Nederlands
Tu aimes le vin ? Vind je de wijn lekker?
Madame, voyagez-vous avec votre fille ? Mevrouw, reist u met uw dochter?
Monsieur, voulez-vous du café ? Meneer, wilt u koffie?

Welke welke is welke?

Om een vraag met welke te stellen, gebruik je quel voor mannelijke woorden en quelle voor vrouwelijke.

Frans Nederlands
Quel train va à Paris ? Welke trein gaat naar Parijs?
Quelle voiture as-tu ? Welke auto heb je?

Quel en quelle kunnen ook wat betekenen als er geen zelfstandig naamwoord na komt. Je gebruikt quel en quelle in de plaats van que als je al weet waar het specifiek over gaat.

Frans Nederlands
Quelle est votre profession ? Wat is uw beroep?
Quelle est la nationalité de Paul ? Wat is de nationaliteit van Paul?

Activiteiten 2 1 · 2020-09-30 ^

Geen stilte meer!

Veel medeklinkers worden niet uitgesproken als ze op het einde van een Frans woord staan. Als het volgende woord met een klinker of met een klankloze h begint, wordt de medeklinker wel uitgesproken!

Frans Uitspraak
grand d wordt niet uitgesproken
grand arbre d wordt wel uitgesproken
les s wordt niet uitgesproken
les enfants s wordt wel (als z) uitgesproken

Er zijn wel uitzonderingen, zo wordt de t in et nooit uitgesproken.

Frans Uitspraak
un homme et une femme t wordt niet uitgesproken
Je pars et il arrive. t wordt niet uitgesproken

Ontbijt 1 · 2020-09-30 ^

Du thé ou du café ?

Sommige zelfstandige naamwoorden zijn ontelbaar - normaal plaats je er geen getal voor. Meestal zeg je "Ik wil honing.", en niet "Ik wil een honing."

In het Frans gebruik je bij deze woorden du, de la, de l' of des!

Frans Nederlands
Il boit du vin. Hij drinkt wijn.
J'achète des pâtes. Ik koop pasta.
Elle veut de l'eau. Ze wil water.

J'adore le chocolat !

Na aimer, adorer, préférer en détester (werkwoorden die te maken hebben met iets wel of niet leuk vinden) gebruik je altijd le, la, l' of les.

Frans Nederlands
Il adore le chocolat. Hij is dol op chocolade.
Je déteste le miel. Ik haat honing.

Vakantie 1 · 2020-09-30 ^

Cet

Als een woord met een klinker of een (klankloze) h begint, veranderdt ce in cet.

Frans Nederlands
ce garçon deze jongen
cet é deze zomer
cet homme deze man

Wat ga je dit weekend doen?

Om te zeggen dat je iets gaat doen, gebruik je een vorm van aller met een infinitief!

Frans Nederlands
Je vais voyager. Ik ga reizen.
Nous n'allons pas partir. We gaan niet vertrekken.
Tu vas visiter Paris ? Ga je Parijs bezoeken?

Avec toi ❤️

Vergeet niet dat je na voorzetsels als avec of de de vormen moi, toi, etc. moet gebruiken!

Frans Nederlands
Tu voyages avec moi ? Reis je met mij?

Hieronder zie je hoe die vormen eruit zien:

Onderwerp Tonique
je moi
tu toi
il lui
elle elle
nous nous
vous vous
ils eux
elles elles

School 1 · 2020-09-30 ^

Je ne comprends pas !

Alle werkwoorden die eindigen op -prendre (bv. apprendre, comprendre) gebruiken hetzelfde patroon uitgangen. We gebruiken prendre (nemen) als voorbeeld.

onderwerp werkwoord
je prends
tu prends
il / elle prend
nous prenons
vous prenez
ils / elles prennent

Est-ce que

In het Frans kan je al ja-neevragen vragen vormen met intonatie (Tu veux du lait ?) en inversie (Veux-tu du lait ?). Je kan zo'n vraag ook laten beginnen met est-ce que.

Frans Nederlands
Est-ce que tu veux du lait ? Wil je melk?
Est-ce qu'Anne comprend ? Begrijpt Anne het?

Op Het Werk 2 1 · 2020-09-30 ^

J'ai besoin de café !

Gebruik J'ai besoin de... om Ik heb ... nodig te zeggen.

Nederlands Frans
J'ai besoin de toi. Ik heb je nodig.
J'ai besoin d'un stylo. Ik heb een balpen nodig.

Finir

Veel werkwoorden die op -ir eindigen volgen een gelijkaardig patroon. Laten we even naar finir kijken.

onderwerp werkwoord (finir)
je finis
tu finis
il / elle finit
nous finissons
vous finissez
ils / elles finissent

Leur vs. leurs

In het Nederlands zeggen we "hun stoel" of "hun stoelen" - hun blijft hetzelfde - maar in het Frans wordt er een -s toegvoegd aan leur als het woord in het meervoud staat!

enkelvoud meervoud
leur collègue leurs collègues
leur idée leurs idées

Hotel 1 · 2020-09-30 ^

Bijvoeglijke naamwoorden

We hebben geleerd dat Franse bijvoeglijke naamwoorden gewoonlijk na het zelfstandig naamwoord komen. In sommige gevallen komt het bijvoeglijk naamwoord wel voor het zelfstandig naamwoord te staan.

Deze woorden hebben meestal te maken met:

  • schoonheid

  • leeftijd

  • goedheid

  • grootte

Frans Nederlands
C'est une nouvelle boulangerie. Het is een nieuwe bakkerij.
Ils ont de très bons croissants. Ze hebben heel goede croissants.
C'est un petit hôtel. Het is een klein hotel.

Combien de ?

Gebruik combien de... om Hoeveel... ? te vragen.

Frans Nederlands
Combien de journaux voulez-vous ? Hoeveel kranten willen jullie?
Vous voulez rester combien de nuits ? Hoeveel nachten willen jullie blijven?

Getallen

De getallen 17 t.e.m. 19 worden gevormd door een combinatie van andere getallen. 10 (dix) en 7 (sept) worden samen 17 (dix-sept) !

getal Frans
10 dix
11 onze
12 douze
13 treize
14 quatorze
15 quinze
16 seize
17 dix-sept
18 dix-huit
19 dix-neuf
20 vingt

Clé & Clef

Het woord voor sleutel kan op twee manieren gespeld worden. Clef is de oudste spelling en clé een nieuwere die dichter bij de uitspraak ligt, maar ze zijn allebei even correct en worden hetzelfde uitgesproken.

Routine 1 · 2020-09-30 ^

Wat doe je?

Om "Wat doe je?" te vragen, kan je Que fais-tu ? zeggen, of als je heel informeel wil zijn, Tu fais quoi ?

Frans Nederlands
Tu fais quoi aujourd'hui ? Wat doe je vandaag?
Que fais-tu ce matin ? Wat doe je deze ochtend?

Je me réveille toujours tard !

Herinner je je nog die m' in zinnen zoals "Je m'appelle Charlotte ?" Letterlijk betekent het iets als "Ik noem mezelf Charlotte."

onderwerp wederkerend
je me
tu te
il / elle se
nous nous
vous vous
ils /elles se

Veel Franse werkwoorden hebben wederkerende voornaamworden zoals me en te, soms zelfs bij werkwoorden waar we ze in het Nederlands niet gebruiken!

Frans Nederlands
Elle s'habille. Ze kleed zich aan.
Ils se préparent vite. Ze maken zich snel klaar.
Tu te laves. Je wast je.
Il se couche tard. Hij gaat laat slapen.
Je me réveille tôt. Ik sta vroeg op.

Elle se brosse les cheveux.

In het Nederlands zeggen we "Hij poetst zijn tanden." of "Ik was mijn gezicht.", maar in het Frans gebruik je normaal le, la, l' of les in plaats van mijn of zijn voor lichaamsdelen.

Frans Nederlands
Elle se brosse les cheveux. Ze borstelt haar haar.
Je me brosse les dents. Ik poets mijn tanden.

Weer 1 · 2020-09-30 ^

Quel temps fait-il ?

Als we in het Nederlands over het weer praten, beginnen we veel zinnen met het. In het Frans beginnen veel uitdrukkingen die met het weer te maken hebben met il!

Frans Nederlands
Il fait chaud. Het is warm.
Il fait beau. Het is mooi weer.
Il neige. Het sneeuwt.
Il pleut. Het regent.

En avril

Als je wil zeggen in welke maand of seizoen iets gebeurt, gebruik je en!

Frans Nederlands
Je voyage en avril. Ik reis in april.
En août, il fait chaud. In augustus is het warm.
En automne, il fait froid. In de herfst is het koud.

Een uitzondering is printemps (lente)!

Frans Nederlands
Il pleut au printemps. Het regent in de lente.

Smoesjes!

In het Nederlands zeggen we "Het is te koud om te zwemmen." In het Frans gebruiken we in zo'n zinnen pour.

Frans Nederlands
Il fait trop froid pour nager. Het is te koud om te zwemmen.
Il y a trop de vent pour sortir. Er is te veel wind om uit te gaan.

Mensen 5 1 · 2020-09-30 ^

Ik ben groter!

Als we in het Nederlands twee dingen of mensen willen vergelijken, gebruiken we woorden als groter of kleiner. In het Frans plaats je gewoon plus (of moins!) voor het bijvoeglijk naamwoord.

Frans Nederlands
Ma fille est plus jeune que toi. Mijn dochter is jonger dan jij.
Ma fille est moins vielle que toi. Mijn dochter is minder oud dan jij.

Voelen 1 · 2020-09-30 ^

Waarom? Parce que...

Omdat is in het Frans parce que. Als er een klinker (of een stille h) volgt op de que, wordt het parce qu'.

Frans Nederlands
Je suis fatiguée parce que je dors mal. Ik ben moe omdat ik slecht slaap.
Il est stressé parce qu'il a beaucoup de travail. Hij is gestrest omdat hij veel werk heeft.

Fais plus de sport !

Bevelen aan één persoon vorm je door de je-vorm van een werkwoord te nemen.

Frans Nederlands
Je fais du sport. Ik sport.
Fais plus de sport, Louis ! Sport meer, Louis!

Boodschappen 1 · 2020-09-30 ^

Je suis végétarienne !

In een negatieve zin (dus, een zin met ne... pas) worden du, de la en des gewoon de of d'.

Frans Nederlands
Je mange de la viande. Ik eet vlees.
Je ne mange pas de viande. Ik eet geen vlees.
Je mange des œufs. Ik eet eieren.
Je ne mange pas d'œufs. Ik eet geen eieren.

Où sont-ils ?

Zoek je iets? Onthoud dat de de in près de samensmelt met le en les!

Frans Nederlands
Les fruits sont près des légumes. Het fruit ligt dicht bij de groenten.
La pomme est près des céréales. De appel is dicht bij de ontbijtgranen.

Là-bas !

In het Frans kan (daar) heel dicht of heel ver zijn, maar met là-bas (daarginds/daar) benadruk je dat iets niet dicht bij jou is.

Frans Nederlands
Les tomates sont . De tomaten liggen daar.
Les pommes de terre sont là-bas. De aardappelen liggen daarginds. (verder dan de tomaten)

Winkelen 2 1 · 2020-09-30 ^

X

Als een woord op -eau eindigt, wordt het meervoud gevormd door er een x aan toe te voegen (in plaats van een s!).

Frans Nederlands
le beau manteau de mooie jas
les beaux manteaux de mooie jassen

Celui-ci ou celui-là ?

Ik wil dit hier! Ik wil die daar! Het woord dat je in deze zinnen gebruikt in het Frans verandert naargelang het geslacht en getal van het woord waarnaar het verwijst.

mannelijk vrouwelijk
enkelvoud celui-ci, celui-là celle-ci, celle-là
meervoud ceux-ci, ceux-là celles-ci, celles-là

Stad 3 1 · 2020-09-30 ^

Attention !

Als je iemand iets wil laten doen gebruik je de gebiedende wijs (ook wel imperatief genoemd). Voor -er werkwoorden (marcher, tourner...) neem je de je-vorm.

Frans Nederlands
Ne reste pas ici ! Blijf hier niet!

Als je tegen meer dan één persoon praat, of beleefd wil zijn, gebruik je de vous-vorm.

Frans Nederlands
Restez dans la voiture ! Blijf in de auto!

Quel beau bébé !

Als je onder de indruk bent van iets, kan je in het Frans dingen als "Quel beau musée !" of "Quelle belle maison !" zeggen.

Frans Nederlands
Quel gentil chien ! Wat een lieve hond!
Quelle belle maison ! Wat een mooi huis!

Routine 2 1 · 2020-09-30 ^

Qu'est-ce que tu fais ?

Dit is een belangrijke zin als je een nieuwsgierig persoon bent! Een veelvoorkomende manier om vragen te stellen die met Wat...? beginnen, is Qu'est-ce que...?.

Frans Nederlands
Qu'est-ce que tu aimes ? Wat vind je leuk?
Qu'est-ce que vous faites le samedi ? Wat doen jullie op zaterdag?
Qu'est-ce qu'il lit ? Wat leest hij?

Dat is niet faire!

Het werkwoord faire is ietsje anders dan de andere werkwoorden die op -re eindigen. Let vooral op de vous-vorm en de ils/elles-vorm.

Lire (lezen) Faire (doen/maken)
je lis je fais
tu lis tu fais
il / elle lit il / elle fait
nous lisons nous faisons
vous lisez vous faites
ils / elles lisent ils / elles font

Tu ne te lèves pas ?

Als je ne... pas (niet) wil gebruiken in een zin met me, te, etc., zorg er dan voor dat de ne voor de me/te/... komt, en de pas na het werkwoord.

Frans Nederlands
Tu ne te lèves pas tard. Je staat niet laat op.
Je ne me couche pas tôt. Ik ga niet vroeg slapen.
Nous ne nous réveillons pas avant sept heures. We worden niet voor zeven uur wakker.

Vrije Tijd 1 · 2020-09-30 ^

Jouer (spelen)

Als je een instrument speelt, gebruik je in het Frans jouer de.

Frans Nederlands
Tu joues de la guitare ? Speel je gitaar?
Je joue du piano. Ik speel piano.

Als je een sport doet, gebruik je jouer à.

Frans Nederlands
Nous jouons au football. We spelen voetbal.
Il aime jouer au basket. Hij speelt graag basketbal.

Je ne t'aime plus.

Het woord pas in ne... pas kan vervangen worden door jamais, rien of plus.

Frans Nederlands
Tu ne manges pas. Je eet niet.
Tu ne manges rien. Je eet niets.
Tu ne manges jamais. Je eet nooit.
Tu ne manges plus. Je eet niet meer.

Mening 1 · 2020-09-30 ^

Ik kan Frans spreken!

Het werkwoord savoir betekent in de eerste plaats weten.

Frans Nederlands
Je ne sais pas ! Ik weet het niet!
Il ne sait pas si elle vient. Hij weet niet of ze komt.

Daarnaast kan het ook kunnen betekenen. Je gebruikt het voor vaardigheden die je hebt moeten leren.

Frans Nederlands
Je sais parler espagnol. Ik kan Spaans praten.
Je sais nager. Ik kan zwemmen.

Hieronder vind je nog eens de vervoeging van savoir (weten) en connaître (kennen), twee onregelmatige werkwoorden.

savoir (weten) connaître (kennen)
je sais je connais
tu sais tu connais
il/elle sait il/elle connaît
nous savons nous connaissons
vous savez vous connaissez
ils/elles savent ils/elles connaissent

Je pense que tu as raison !

Om je mening uit te drukken kan je in het Frans je pense que... (ik denk dat, ik vind dat) gebruiken. De woordvolgorde na que blijft hetzelfde als in een normale zin.

Frans Nederlands
Je pense que ce film est intéressant. Ik denk dat deze film interessant is. (= Ik vind deze film interessant.)
Ils pensent que ce film est meilleur. Ze denken dat deze film beter is. (= Ze vinden deze film beter.)

Vrienden 2 1 · 2020-09-30 ^

Tu me comprends ?

In het Nederlands komen woorden als mij normaal gezien na het werkwoord (vb. Hij kent mij.), maar in het Frans komen ze voor het werkwoord!

Frans Nederlands
Elle me voit. Ze ziet mij.
Elle te voit. Ze ziet jou.
Elle nous voit. Ze ziet ons.
Elle vous voit. Ze ziet u/jullie.

On adore la musique !

On is een speciaal woord - het kan, afhankelijk van de context, een paar verschillende betekenissen krijgen. Na on wordt altijd de il/elle-vorm van het werkwoord gebruikt.

  1. Algemene uitspraken. In het Nederlands gebruiken we in die gevallen ze, je of men.

Frans | Nederlands On pense que la terre est ronde. | Men denkt dat de aarde rond is.

  1. Een andere manier om we te zeggen.
Frans Nederlands
On voyage ensemble. We reizen samen.

Je sais que c'est ton anniversaire !

In het Nederlands zouden we "Ik weet niet waar het hotel is." zeggen. De Franse vertaling lijkt hier goed op, maar het werkwoord komt meteen na woorden als waar, wanneer, etc.

Vous savez où est l'hôtel ? | Weet u waar het hotel is? Nous savons quand part le train ? | Weten we wanneer de trein vertrekt?

Natuur 1 · 2020-11-29 ^

Het kleinst

Om te zeggen dat iets het kleinst of het mooist is, moet je rekening houden met het geslacht van het ding. Gebruik le plus, la plus, of les plus voor een bijvoeglijk naamwoord.

Frans Nederlands
C'est le plus petit chien. Het is de kleinste hond.
C'est la plus belle femme du monde. Het is de mooiste vrouw ter wereld.
Ces chiens sont les plus rapides. Deze honden zijn het snelst.

42 skills with tips and notes

 
0.719