Please, click right here to update your stats. Last update: 2024-12-05 03:40:07 GMT+3
A message to all Duome Patrons:
Patreon.com website does not work for me more often than it does, so I couldn't find a better way to ask this quistion.
I don't know every username, so please, if you're an existing or former duome Patron - it doesn't matter - please, get in touch so I could enable this page for you.
It was meant to be a little gift for this Christmas - a sneak peek of an extensive upcoming feature ;)
appel · ben · bent · brood · de · drink · drinkt · een · eet · en · het · hij · ik · is · je · jongen · kind · man · meisje · melk · of · sap · vrouw · water · ze
25 words
boek · boterham · dat · de · drinken · eten · heb · hebben · hebt · heeft · het · jongens · jullie · kinderen · krant · lees · leest · lezen · mannen · meisjes · menu · rijst · spreekt · spreken · vrouwen · we · ze · zijn
28 words
alsjeblieft · bedankt · beetje · dag · dank je · dank je wel · doei · engels · goed · goedemorgen · goedenavond · goedendag · hallo · het spijt me · hoe gaat het · hoi · ja · nederlands · nee · oké · pardon · sorry · spreek · spreekt · tot ziens · welterusten
26 words
geen · nee · niet
3 words
aardbei · avondeten · banaan · bier · bord · dorst · ei · eten · fruit · glas · groente · honger · kaas · kip · koffie · lekker · maaltijd · middageten · ontbijt · pasta · peper · sinaasappel · soep · suiker · thee · tomaat · vis · vlees · wijn · zout
30 words
beer · dier · duo · eend · gans · hert · hond · hoorn · kat · koe · konijn · krab · mens · muis · neushoorn · olifant · paard · schaap · schildpad · spin · staart · uil · varken · vogel
24 words
ben · drink · drinken · drinkt · eet · eten · heb · hebben · heeft · is · lees · leest · lezen · spreek · spreken
15 words
aardbeien · appels · bananen · beren · boeken · borden · boterhammen · dieren · eenden · glazen · honden · katten · koeien · kranten · mensen · menu's · muizen · olifanten · paarden · schapen · schildpadden · tomaten · twee · varkens · vissen · vogels
26 words
jij · maar · ook · wel · wij · zij
6 words
bril · broek · broeken · draag · draagt · dragen · hemd · hemden · hoed · hoeden · jas · jassen · jurk · jurken · kleren · klomp · klompen · ondergoed · pak · pakken · rok · rokken · schoen · schoenen · sok · sokken · tas · trui · truien
29 words
ga · gaan · gaat · geef · geeft · geven · hoor · hoort · horen · ken · kennen · kent · koken · kom · komen · komt · kook · kookt · loop · loopt · lopen · maakt · maken · schrijf · schrijft · schrijven · slaap · slaapt · slapen · speel · speelt · spelen · wil · willen · wilt · zie · zien · ziet · zwem · zwemmen · zwemt
41 words
belangrijk · belangrijke · dure · duur · goede · goedkoop · goedkope · groot · grote · jong · jonge · klein · kleine · kort · korte · koud · koude · lang · lange · langzaam · langzame · leeg · leuk · leuke · licht · lichte · makkelijk · makkelijke · moeilijk · moeilijke · net · nieuw · nieuwe · oud · oude · rustig · rustige · schone · schoon · slecht · slechte · snel · snelle · sterk · sterke · vers · verse · vol · volle · warm · warme · zoals · zwaar · zwak · zwakke · zware
56 words
haar · hem · hen · het · hun · je · jou · jullie · me · mij · ons · ze
12 words
haar · hun · je · jou · jouw · jullie · mij · mijn · naam · namen · ons · onze · roos · saskia · van · willem · zijn
17 words
dus · en · maar · of · want
5 words
alle · allerlei · alles · elk · elke · enige · enkel · enkele · genoeg · ieder · iedere · iedereen · iemand · iets · men · paar · sommige · veel · vele · verschillende · wat · weinig · weinige
23 words
alstublieft · dank u wel · meneer · mevrouw · u · uw
6 words
baby · baby's · broer · broers · dochter · dochters · familie · families · gezin · huis · huisdier · huisdieren · huizen · man · moeder · ouder · ouders · vriend · vrienden · vriendin · vriendinnen · vrouw · zoon · zus · zussen
25 words
daar · hier · misschien · nu · soms
5 words
daar · hier · misschien · nu · soms
5 words
blauw · blauwe · bruin · bruine · donker · donkere · geel · gele · grijs · grijze · groen · groene · kleur · kleuren · kleurrijk · kleurrijke · oranje · paars · paarse · rode · rood · roze · vlag · vlaggen · wit · witte · zwart · zwarte
28 words
aan · achter · belgië · bij · door · in · krijg · krijgen · krijgt · met · na · naar · naast · nederland · onder · op · over · tafel · tafels · tegen · tijdens · tussen · uit · van · vanwege · voor · wonen · woon · woont · zonder
30 words
antwoord · doe · doen · doet · hoe · hoeveel · stel · stellen · stelt · vraag · vragen · waar · waarom · wanneer · wat · welk · welke · wie · wiens
19 words
blijf · blijft · blijven · denk · denkt · fiets · fietsen · fietst · gebruik · gebruiken · gebruikt · heb · hebben · heeft · heet · helpen · helpt · heten · houd · houden · houdt · jesper · koop · koopt · kopen · leer · leert · leren · neem · neemt · nemen · nodig · regent · sta · staan · staat · van · vinden · vindt · weet · werk · werken · werkt · wordt · zeg · zeggen · zegt · zoek · zoekt
49 words
acht · achtste · achttien · dan · derde · dertien · dertiende · drie · eerste · elf · hoeveelheid · kilometer · laatste · maar · meer · meter · minder · negen · negentien · nog · nul · nullen · nummer · nummers · te · tien · twaalf · tweede · twintig · veertien · vier · vierde · vijf · vijftien · zes · zesde · zestien · zeven · zeventien · één
40 words
dat · doordat · hoe · hoeveel · hoewel · of · omdat · tenzij · terwijl · totdat · voordat · waar · waarom · wanneer · wie · zodat · zodra · zowel
18 words
amsterdam · auto · bal · bomen · boom · deken · dekens · doos · dozen · in · leg · leggen · legt · liggen · ligt · mand · op · papier · park · parken · staan · staat · stop · stoppen · stopt · woord · woorden · zet · zetten · zit · zitten
31 words
adres · bank · banken · bar · bibliotheek · binnen · boerderij · buiten · buurt · centrum · dorp · dorpen · ergens · gebouw · gevangenis · grond · havens · hoek · hotel · hotels · kantoor · landgoed · locatie · locaties · om · overal · plaats · plaatsen · plein · restaurant · restaurants · route · station · stations · steden · strand · thuis · vliegveld
38 words
al · alleen · allemaal · bijna · dan · eindelijk · goed · graag · heel · helemaal · langzaam · meestal · meteen · nog · ook · opeens · rustig · samen · snel · steeds · straks · vaak · weer · weg · zelf · zo
26 words
's · altijd · avond · avonds · dag · duren · duurt · eerder · half · hoe laat · hoelang · keer · klok · kwart · kwartier · laat · lang · later · maandags · middag · middags · minuten · minuut · moment · momenten · morgen · nacht · nachts · ochtend · ochtends · om · over · overdag · per · seconde · seconden · tijd · tot · uur · vanavond · vandaag · vanmiddag · voor · vroeg · vroege · woensdags
46 words
geen enkel · geen enkele · helemaal geen · helemaal niet · meer · nergens · niemand · niet eens · niets · niks · noch · nog niet · nooit
13 words
bekijk · bekijken · bekijkt · foto · foto's · geluid · geluiden · geur · hard · harde · kijken · kijkt · klinken · klinkt · lawaai · lelijk · lelijke · lijk · lijken · lijkt · luister · luisteren · luistert · mond · mooi · muziek · neus · neuzen · ogen · oog · oor · oren · parfum · parfums · proef · proeft · ruiken · ruikt · smaak · smaakt · smaken · stem · stemmen · stinken · stinkt · tong · uitzicht · vies · vieze · voel · voelt · zacht · zachte
53 words
al · bijna · ding · dingen · er · eten · feest · feesten · fles · flessen · geld · graag · loopt · maken · muziek · naar · neemt · nog · potlood · probleem · problemen · regent · spelen · stoel · stoelen · stukje · stukjes · telefoon · telefoons · wat · wc · werken · wie · woon · zwemt
35 words
acteur · actrice · architect · baan · baas · bakker · bakkers · beroep · bewaker · boer · carrière · dierenarts · directeur · dokter · dokters · kapitein · kok · kunstenaar · kunstenaars · kunstenares · model · modellen · ober · personeel · piloot · schrijfster · schrijfsters · schrijver · secretaresse · secretaris · serveerster · serveersters · slager · slagers · soldaat · soldaten · student · studente · studenten · werk · werkgever · werkgevers · werknemer · werknemers
44 words
blijf · blijft · blijven · hoor · hoort · horen · kan · kom · komen · komt · kunnen · kunt · laat · laten · mag · moet · moeten · mogen · wil · willen · zie · zien · ziet
23 words
afval · badkamer · bank · bed · bel · bezem · bureau · deur · gordijn · gordijnen · kamer · kamers · kast · keuken · kussen · kussens · lade · laden · laken · lakens · lamp · lampen · meubels · muur · raam · slaapkamer · slaapkamers · sleutel · slot · sloten · spiegel · stofzuiger · tapijt · tuin · vloer · voorwerp · voorwerpen · vuilnisbak · woonkamer
39 words
arm · armen · been · benen · bloed · borst · bot · botten · buik · gezicht · handen · hart · hersenen · hoofd · hoofden · huid · keel · knie · knieën · lichaam · lichaamsdeel · lichaamsdelen · lippen · maag · magen · nek · rug · schouder · schouders · tand · tanden · teen · tenen · vingers · zorg · zorgen · zorgt
37 words
beginnen · begint · begrijp · duw · duwen · duwt · gebeurt · geloof · gelooft · geloven · haalt · hangen · hangt · hoop · hopen · open · openen · opent · pak · pakken · pakt · ren · rennen · rent · stoppen · stopt · tonen · toon · toont · trekken · trekt · veranderen · verandert · volgen · volgt · vraag · vraagt
37 words
achtentwintig · dertig · drieduizend zeshonderd · drieëntwintig · eenentwintig · er · gemiddelde · helft · honderd · meerderheid · miljoen · negenennegentig · negenentwintig · negentig · som · tachtig · totaal · totale · tweeëntwintig · tweeënveertig · veertig · vierentwintig · vijfentwintig · vijftig · zesentwintig · zestig · zevenentwintig · zeventig · zoveel
29 words
april · augustus · datum · december · decennia · decennium · dinsdag · donderdag · eeuw · februari · herfst · jaar · januari · juli · juni · kalender · leeftijd · maand · maandag · maandagen · maanden · maart · mei · november · oktober · periode · seizoen · seizoenen · september · toekomst · verjaardagen · verleden · vrijdag · week · weekend · weken · winter · winters · woensdag · zaterdag · zaterdagen · zomer · zondag · zondagen
44 words
aan · ben · doen · fietsen · is · koken · lezen · lopen · schrijven · spelen · wachten · werken · zijn · zwemmen
14 words
behalve · dankzij · dicht bij · door · door middel van · heen · in · in plaats van · in tegenstelling tot · langs · naar · naartoe · ondanks · onder · over · rondom · sinds · tegenover · toe · tot en met · tussen · vanaf · volgens · voorbij
24 words
bruiloft · echtgenoot · echtgenote · ex · geboren · generatie · generaties · gescheiden · getrouwd · grootmoeder · grootouders · grootvader · halfbroer · halfbroers · halfzus · huwelijk · kleindochters · kleinkind · kleinzoon · ma · neef · neven · nicht · nichten · oma · oom · ooms · opa · pa · stamboom · stiefmoeder · stiefvader · stiefzussen · tante · tantes
35 words
ben · gebruikt · gefietst · gehoord · gekookt · geleerd · gelegd · geluisterd · gemaakt · geprobeerd · geregend · gerend · gespeeld · gestopt · gevraagd · gewacht · gewerkt · gewoond · gezegd · gezet · gisteren · is · nog nooit · zijn
24 words
afdeling · afdelingen · bakkerij · bestellen · bestelt · betaal · betaalt · betalen · bon · boodschappen · cent · contant · creditcard · euro · geleend · gratis · huren · huurt · kassa · kinderafdeling · kledingzaak · kledingzaken · korting · kost · lenen · markt · markten · merk · merken · pas · paskamer · paskamers · passen · past · pinnen · pinpas · portemonnee · prijs · prijzen · procent · rekening · rekeningen · rij · ruil · ruilen · schoenenafdeling · slagerij · slagerijen · supermarkt · supermarkten · te koop · uitverkoop · verkoopt · verkopen · waard · warenhuis · winkel · winkels · winkelwagen
59 words
aan · aangeraakt · aankomen · af · afspreken · denken · doe · doen · door · doorga · doorgaan · gaan · gaat · houdt · in · invullen · kom · laten · lees · legt · los · loslaten · mee · meedoen · meedoet · meeneemt · meenemen · na · neer · neerzetten · nemen · om · omvallen · opgehaald · ophalen · opschrijven · opstaan · raakt · raken · samengewerkt · samenwerken · schrijf · spreken · staat · tegen · tegenkomt · teruggekeerd · terugkeert · toe · toegevoegd · toevoegen · uit · uitgelegd · valt · vast · vasthouden · voegt · voorlezen · vul · weg · weggaan · zet
62 words
begin · begint · beloof · belooft · beloven · besluit · besluiten · beveel · beveelt · bevelen · blijk · blijken · blijkt · durf · durft · durven · dwing · dwingen · dwingt · hoef · hoeven · leren · lig · liggen · ligt · om · probeer · probeert · proberen · sta · staat · te · vergeet · vergeten · weiger · weigert · zonder
37 words
ambulance · ambulances · arrestatie · bel · bellen · beschermen · beschermt · blus · blussen · brand · brandblusser · brandweer · brandweerman · brandweervrouw · dief · gered · gewond · gewonde · hulp · misdaad · misdaden · noodgeval · noodgevallen · plegen · politie · politieagent · politieagenten · ramp · redden · schade · slachtoffer · slachtoffers · steelt · stelen · taak · taken · waarschuwing · waarschuwingen · ziekenhuis
39 words
bang · bezorgd · bezorgde · blij · boos · emoties · gelukkig · gelukkige · gevoel · gevoelens · huil · huilen · huilt · humeur · lach · lachen · lacht · moe · onzeker · trots · veilig · verdrietig · verdrietige · verlegen · verrast · zeker
26 words
arme · bijzonder · bijzondere · echte · eigen · eng · enge · favoriete · geheime · gek · gekke · gevaarlijk · gevaarlijke · geweldig · geweldige · heel · hele · ingewikkeld · ingewikkelde · kapot · kapotte · klaar · lief · lieve · nederlands · nederlandse · normaal · normale · open · raar · rare · rijk · rijke · saai · schattig · schattige · slim · slimme · speciaal · stil · stom · stomme · stout · stoute · verkeerd · verkeerde · volgend · volgende · voorzichtig
49 words
aardbeiensap · appelsap · citroensap · dinsdagmiddag · donderdagavond · groentesoep · hoofdkantoor · kinderkleren · kinderschoenen · kippensoep · maandagmiddag · morgenavond · morgenochtend · sinaasappelsap · tomatensoep · varkensvlees · vrijdagmiddag · vrouwenkleren · wc-papier · winkelcentrum · winterkleren · woonplaats · zitplaats · zomerkleren · zondagochtend · zwembroek · zwembroeken
27 words
dans · dansen · doen · ga · kom · laten · lees · niet · roken · rook · wacht · wees · zing · zingen
14 words
al · andere · anderen · dat · datzelfde · deze · dezelfde · die · diezelfde · dit · hetzelfde · zo'n · zoiets · zulk · zulke
15 words
berg · bergen · bos · brug · eiland · engeland · gebied · gebieden · grens · heuvel · hoofdstad · kanaal · kanalen · kust · land · landen · landschap · noorden · oosten · regio's · rivier · rotsen · ten · vallei · veld · velden · wereld · westen · woestijn · zuiden
30 words
achteruit · beneden · bovenaan · bovenop · in · linkerschoen · links · linksaf · omhoog · omlaag · op · opzij · rechtdoor · rechts · rechtsaf · slaat · uit · van · vooruit
19 words
beste · de rest · gefeliciteerd · graag gedaan · hoogachtend · inderdaad · jammer · liefs · pas op · prima · succes · vaarwel · van harte · veel plezier · welkom · wens · wenst · zin
18 words
behoorlijk · bijvoorbeeld · binnenkort · dichtbij · echt · eens · eigenlijk · even · gelukkig · gemakkelijk · gewoon · helaas · natuurlijk · ongeveer · onmiddellijk · opnieuw · precies · toch · vooral · waarschijnlijk · zelfs
21 words
ergens · ervandaan · hier · hiermee · nergens · overal · tussen
7 words
afspraak · arts · behandeling · dieet · gezond · gezondheid · griep · koorts · medicijn · medicijnen · operatie · operaties · patiënt · patiënte · patiënten · pijn · toestand · verpleegkundige · virus · zieke · ziekte · ziektes
22 words
aangekomen · begonnen · begrepen · gebracht · gedaan · gedacht · gedronken · gegaan · gegeten · gegeven · gehad · gekocht · gekomen · gekozen · gekregen · geleden · gelezen · gelopen · geschreven · geslapen · gestaan · geweest · geworden · gezien · gezocht · gezwommen · nadat · nagedacht · net · vanochtend · vorig · vorige
32 words
bes · boter · champignons · chocolade · citroen · gebak · gehakt · hartig · kers · knoflook · olie · pindakaas · pittig · slagroom · snoep · spek · uien · zoet · zoete · zure · zuur
21 words
biertje · doosje · mandje · mannetje · vriendje
5 words
aankomst · aanvragen · ambassade · amerika · avonturen · avontuur · bagage · bezienswaardigheden · bezienswaardigheid · bezoek · bezoeken · boek · boeken · boot · buitenland · duitsland · frankrijk · gids · internationaal · internationale · kaartje · kaartjes · koffer · koffers · paspoort · paspoorten · reis · reist · reizen · rugzak · schepen · schip · toerist · toeristen · trein · vaart · vakantie · varen · veerboot · ver · vertrek · vertrekt · visum · vlieg · vliegen · vliegt · vliegtuig · vlucht · vraag · zeilboot · zeilboten
51 words
betaalde · deden · deed · gebeurde · gebruikte · gebruikten · had · hadden · hoefde · hoefden · hoorde · hoorden · kende · kookte · kookten · luisterde · luisterden · maakten · praatte · praatten · regende · speelde · speelden · toen · vroeger · waren · was · wilde · wilden
29 words
aankleden · af · bevind · bevindt · elkaar · erger · ergert · gedragen · herinner · herinneren · je · jezelf · kleed · kleed · kleedt · kleedt · me · mezelf · om · omkleden · ons · realiseer · realiseerde · realiseren · schaam · schaamt · schamen · scheer · scheert · stelt · verbaas · verbaast · verbazen · vergis · vergist · verheug · verheugt · veroorloven · verveel · vervelen · voel · voelen · voor · voorstellen · vraag · vraagt · vragen · zich · zichzelf
49 words
amerikaan · amerikaanse · amerikanen · bevolking · burger · burgers · dames · herken · herkennen · herkent · jeugd · koppel · nederlanders · nederlandse · personen · persoon · spaanse · spanjaard · spanjaarden
19 words
steunt
1 words
droge · droog · kam · nat · natte · schaar · scheermes · tandenborstel · tandenborstels · tandpasta · zeep
11 words
afgesproken · betaald · bezocht · eergisteren · gebeurd · gebleven · genomen · geopend · gepakt · gereisd · gesproken · gestolen · geteld · getoond · gevolgd · gezongen · meegenomen · ontmoet · opgestaan · veranderd · vergeten · verkocht · vertrokken
23 words
elektriciteit · gewas · gewassen · gras · grond · grot · grotten · hitte · ijs · klimaat · kloof · kou · land · licht · lichten · lucht · milieu · natuur · plant · planten · rook · stof · tulp · tulpen · vulkaan · vulkanen · vuur · zand
28 words
bus · metro · openbaar vervoer · spits · stoep · taxi · tram · verkeer · verkeersinformatie · voorrang
10 words
bericht · communicatie · discussie · discussies · e-mail · e-mails · gesprek · informatie · post · ruzie
10 words
begane grond · dak · verwarming
3 words
bedekken · bellen · geven · helpen · kiezen · kijken · leren · maken · missen · ontvangen · ooit · overmorgen · regenen · vallen · veranderen · verliezen · vertrekken · vinden · weten · winnen
20 words
bioscoop · dierentuin · kasteel · museum · museums · paleis · speelgoed · torens · vrije tijd · zwembad
10 words
allerbeste · allerliefst · allersnelst · als · belangrijkst · belangrijkste · beste · beter · dan · duurste · even · grootst · grootste · hoe · jonger · jongste · kleinst · kleinste · kortste · langst · langste · liefst · liever · meest · meeste · minst · minste · moeilijkere · net · nog · ouder · oudere · oudste · precies · snelst · sterker · sterkst · sterkste · vaker · zo · zwakker · zwakkere
42 words
beker · bestek · kom · lepel · mes · vork · vorken
7 words
goud · gouden · hout · houten · ijzer · ijzeren · metaal · metalen · plastic · zilver · zilveren
11 words
aardrijkskunde · doelstelling · gedeelte · geschiedenis · gestudeerd · huiswerk · klas · klassen · leraar · leraren · lerares · leraressen · les · lijm · oefening · oefeningen · onderwijs · op · opgevoed · opvoeding · pen · pennen · plakband · presentatie · presentaties · toets · toetsen · uitleg · voed · voorbeeld · voorbeelden · voorbereiding · wiskunde
33 words
dat · datgene · degene · die · diegene · van · waar · wat · wie · wiens
10 words
bewolkt · bewolkte · bliksem · donder · graden · hagel · hagelt · heet · komst · mist · onweer · orkaan · orkanen · overstroming · overstromingen · paraplu · regen · regenboog · regenbuien · schijnt · sneeuw · sneeuwman · sneeuwt · temperatuur · thermometer · vochtig · voorspeld · voorspellen · voorspelt · vriest · vriezen · waaien · waait · weer · weerbericht · weerman · weersvoorspelling · weervrouw · wind · wolk · wolken · zon · zonnig
43 words
betekenen · betekenis · betekenissen · betekent · chinees · duits · frans · hebreeuws · hoofdstuk · pagina · pagina's · portugees · russisch · spaans · tweetalig
15 words
at · aten · begon · begonnen · bleef · bleven · dacht · dronk · dronken · gaf · gaven · ging · gingen · hield · hielden · keek · keken · kon · konden · kreeg · kregen · kwam · kwamen · las · lazen · mocht · mochten · moest · moesten · nam · namen · schreef · schreven · sliep · sprak · spraken · stond · vond · vonden · wist · zag · zagen · zei · zeiden
44 words
computer · ketting · machine · mobiele · motor · motors · radio · telefoon · televisie · wiel · wielen
11 words
er · gebeld · gebracht · gebruikt · gelachen · geopend · gepresenteerd · gered · geschreven · gespeeld · gesteund · gestolen · getoond · gevolgd · gewassen · gezien · gezocht · herkend · verkocht · werd · werden
21 words
doek · kunst · lijn · lijnen · liniaal · schets · schetsen · schilder · schilderij · schilderijen · tekenen · tekening · tekeningen · tekent · verf
15 words
algemeen · algemene · definitief · fantastisch · fantastische · historisch · historische · mogelijk · mogelijke · onmogelijk · serieuze · tegengestelde · toekomstig · toekomstige · verantwoordelijk · verantwoordelijke
16 words
belang · dood · geluk · haat · hoop · leven · moeite · slaap · succes · woede
10 words
achterstevoren · binnenkant · binnenstebuiten · buitenkant · midden · ondersteboven · overkant · voorkant
8 words
internet · journaliste · media · netwerk · nieuws · pers · roman · romans · toegang
9 words
doen · eten · geweest · had · hadden · hebben · helpen · kiezen · kunnen · leren · maken · moeten · stoppen · veranderen · verliezen · vinden · was · willen · zijn · zou · zouden
21 words
aarde · atmosfeer · baan · maan · melkweg · planeet · planeten · rond · ruimte · sterrenstelsel · sterrenstelsels · universum · zonnestelsel
13 words
afrika · antarctica · australië · azië · berlijn · brazilië · china · europa · geboorteland · griekenland · ierland · india · italië · japan · londen · marokko · noord-amerika · parijs · polen · portugal · rijn · rusland · spanje · ter wereld · turkije · zuid-amerika · zweden
27 words
blijkbaar · doorgaans · duidelijk · echter · gesproken · intussen · mogelijk · momenteel · nauwelijks · nogal · noodzakelijk · normaal · perfect · sowieso · stiekem · tegelijk · telkens · tenminste · vanzelf · voldoende · volstrekt · voorlopig · zeer · zeker
24 words
beloofd · besloten · gebeld · gegaan · geholpen · gehoord · gemist · geprobeerd · gereden · geroepen · gesloten · gevallen · gezien · had · hadden · verloren · verwacht · waren · was
19 words
al · levende
2 words
fotografie · inspiratie · literatuur · mode · ontwerp · ontwerpt · ontworpen · poëzie · publiek
9 words
basketbal · coach · hockey · marathon · racket · ski · skiede · skiën · sport · sporten · tennis · voetbal · volleybal
13 words
aandacht · gedrag · geduld · geweten · humor · idee · ideeën · intuïtie · kennis · verbeelding · verstand · verwarring · zelfbeheersing
13 words
eens · gelijk · kritiek · respect
4 words
anders · eerlijkheid · hopelijk · iets · lekkers · leuks · moeilijkheden · moeilijkheid · moois · persoonlijke · schoonheid · vrijheid
12 words
aanmelding · aanmeldingen · aantekeningen · biologie · cursus · cursussen · filosofie · geneeskunde · instituut · lezing · natuurkunde · professor · programma · programma's · scheikunde · sociologie · taalkunde · training · universiteit · universiteiten
20 words
buikpijn · ehbo · hoofdpijn · verkouden
4 words
horloge · horloges
2 words
bewijs · bewijzen · concept · conclusie · definitie · definities · formule · formules · methode · ontdekking · oplossing · oplossingen · pas · toe · toegepast · toepassen · wetenschappelijke · wetenschapper · wetenschappers
19 words
armoede · chaos · culturen · cultuur · discriminatie · diversiteit · gelijkheid · gemeenschap · globalisering · lokaal · lokale · ongelijkheid · samenwerking · stichting · traditioneel · vooruitgang · welvaart
17 words
boekhouding · concurrentie · deal · klantenservice · levering · zaken
6 words
blijven · horen · kunnen · laten · moeten · willen · zien
7 words
hetero · homo · liefde · liefdesverdriet · relatie · verkering · vertrouw · vertrouwt
8 words
beschermd · beschermde · betaalde · gebruikte · gekookt · gekookte · geleende · geleends · gelezen · gerepareerde · gestolen · gewassen · omgevallen · on · toegepaste · toegevoegde · vertaalde
17 words
ademloos · beu · gefascineerd · geschrokken · geïrriteerd · opgewonden · tevreden
7 words
koning · koninkrijk · politiek · rechterlijke macht · rechtvaardigheid · uitvoerende macht · wetgevende macht
7 words
denken · fietsen · gaan · leven · presenteren · rennen · verliezen · winnen · zingen · zwemmen
10 words
chemicaliën · conferentie · conferenties · energie · kilogram · liter · materie
7 words
behoefte · eer · ellende · fascinatie · gastvrijheid · medelijden · moed · opwinding · plezier · start · vertrouwen · waarheid · wanhoop · werkelijkheid · wijsheid
15 words
aanbod · beurs · budget · consument · consumenten · dollar · fabrikant · fabrikanten · financiering · handel · hypotheek · inkomen · investering · investeringen · lening · leningen · olieproducent · producent · producenten · product · producten · rente · schuld · schulden · uitgaven · valuta · verdienen · verdient · verlies · vraag · winst
31 words
geweld · leden · luchtmacht · macht · veiligheid · vijand · vijanden · vrede · zeemacht
9 words
geloof · gelovige · hebzucht · ijdelheid · jaloezie · kerk · lot · luiheid · magie · vraatzucht
10 words
beeldenstorm · der · indonesië · middeleeuwen · nederlanden · onafhankelijkheid · prehistorie · slavernij · suriname · tachtigjarige · verzet · zuid-afrika
12 words
carnaval · nieuwjaar · oudejaarsavond · pakjesavond · pasen · prinsjesdag · sinterklaas
7 words
afsluitdijk · drenthe · flevoland · friesland · gelderland · gouda · groningen · hunebedden · ijsselmeer · limburg · noord-brabant · noord-holland · noordzee · overijssel · rotterdam · utrecht · veluwe · zeeland · zuid-holland
19 words
hagelslag · haring · vla
3 words
antwerpen · atomium · brugge · brussel · eupen · gent · gravensteen · hasselt · leuven · luik · manneken pis · rode duivels · stoofvlees · vlaanderen · wallonië
15 words